Vredegerecht Antwerpen, 15-05-2023, nr. 22A3007/5
22A3007/5
- Instantie
Vredegerecht Antwerpen
- Datum
15-05-2023
- Magistraten
Mr. Calewaert
- Zaaknummer
22A3007/5
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
Uitspraak, Vredegerecht Antwerpen, 15‑05‑2023
Uitspraak 15‑05‑2023
Mr. Calewaert
Partij(en)
De vrederechter spreekt het volgende vonnis uit in de zaak van:
- —
K.V., met rijksregisternummer **, die woont te [postcode] [woonplaats] […], met als advocaat meester Geert Lenssens, die kantoor houdt te 1050 Brussel, Louizalaan 64/9
- —
I.D.B., met rijksregisternummer $$, die woont te [postcode] [woonplaats] […] beiden in eigen naam en in de hoedanigheid van dragers van het ouderlijk gezag over hun minderjarig kind L.V., met rijksregisternummer $$, die woont te [postcode] [woonplaats] […]
eisende partijen
- —
BV 3M BELGIUM […]
verwerende partij
- —
J.V., met rijksregisternummer **, die woont te [postcode] [woonplaats] […]
vrijwillig tussenkomende partij
Procedure
Deze zaak is ingeleid bij dagvaarding van 2 mei 2022.
De vrederechter heeft partijen gehoord.
Gelet op de tussenbeschikking — art. 747 §1 Ger. W. van 17 mei 2022.
Gelet op het verzoekschrift vrijwillige tussenkomst, neergelegd ter griffie op 13 juni 2022.
De vrederechter heeft rekening gehouden met de stukken in het dossier van rechtspleging en inzonderheid met de door partijen genomen conclusies.
De wet op het gebruik der talen in gerechtszaken werd nageleefd.
Motivering
I. Relevante feiten (samengevat)
1.
Eisende partijen wonen sinds 2001 in de omgeving van de productie eenheden van verwerende partij.
In vogelvlucht wonen eisende partijen thans sinds 2013 op ongeveer 1 km vogelvlucht van deze productie eenheden.
Volgens eisende partijen is in de buurt van de productie eenheden van verwerende partij een historische uitstoot van PFAS (Poly- en perfluoralkylstoffen) door de nabije industriële activiteit van verwerende partij.
Zo is er PFAS aangetroffen in de moestuin, de eieren van eigen kweek, de bodem van de gezinswoning en in het lichaam van eisende partijen.
Uit een Technisch-Wetenschappelijk rapport ‘Bevolkingsonderzoek PFAS bij omwonenden van de 3M site in Zwijndrecht, 2021’, uitgevoerd door het Agentschap Zorg en Gezondheid, VITO en PIH, blijkt het volgende:
‘Bij de populatie wonende op minder dan 3 km ten aanzien van 3M liggen voor sommige PFAS verbindingen de gehaltes in serum duidelijk hoger dan de niveaus die in recente studies werden gerapporteerd voor de gemiddelde Vlaamse bevolking, alsook in vergelijking met recente waarden uit andere regio's (Wallonië) en andere Europese landen (referentiepopulaties).
Voornamelijk de serum concentratie PFOS ligt duidelijk hoger in deze populatie dan gemiddeld in referentiepopulaties. Op de tweede plaats liggen de concentraties PFHxS hoger dan in de referentiepopulaties.’
Nog volgens dit rapport:
‘PFOS werd in het verleden in de omgeving uitsluitend in de 3M fabriek geproduceerd. De invloed van 3M, en de dominantie van PFOS t.a.v. andere PFAS verbindingen in deze hotspot (vrij vertaald: belangrijke plaats) werd eerder geobserveerd in stalen van bodem, eieren en lucht in dit studiegebied. De dominantie van PFOS wordt ook weerspiegeld in de serumstalen.
Uit toxicologische en epidemiologische studies blijkt dat de blootstelling aan sommige PFAS verbindingen het risico verhoogt op leverschade, verhoogde cholesterol, verstoring van de schildklier, lager geboortegewicht en verminderde vaccinatierespons bij nakomelingen. Het Amerikaanse CDC-ATSDR heeft dit onlangs in 2021 nog eens samengevat in een zeer uitgebreide toxicologisch rapport (ATSDR, 2021), EFSA en de Duitse Commissie voor humane biomonitoring hebben op basis van dergelijke studies richtwaardes voor PFAS in serum afgeleid.
Bij de overgrote meerderheid (of 92,7 %) van de deelnemers ligt de som van PFOA, PFNA, PFOS en PFHxS boven de EFSA richtwaarde van 6,9 ng/L. Ook in referentiepopulaties overschrijdt de blootstelling in sommige delen in Europa de EFSA TWI.’
Hieronder vallen eisende partijen, volgens eisende partijen.
Uit de bloedstalen genomen van eisende partijen blijkt dat de hoeveelheid PFAS abnormaal hoog is.
Zowel verwerende partij als het moederbedrijf van verwerende partij zijn op 21 januari 2022 in gebreke gesteld door eisende partijen.
Verwerende partij reageerde op 24 maart 2022, volgens eisende partijen, op een wijze die een verdere poging tot verzoening zinloos maakte; het moederbedrijf reageerde op 7 juli 2022 met de mededeling niets met deze zaak te maken te hebben.
Vervolgens stellen eisende partijen dat verwerende partij bereid is een bedrag van achttien miljoen euro te betalen als schadevergoeding aan de lokale landbouwers, en op 30 maart 2022 een bedrag van honderd vijftig miljoen zou betalen om de PFAS-vervuiling rondom het bedrijf te saneren. In juli 2022 is dan bekend gemaakt dat verwerende partij een dading heeft afgesloten met het Vlaamse Gewest betreffende de sanering van gronden voor een bedrag van vijfhonderd eenenzeventig miljoen euro, met een borgstelling van het moederbedrijf tot beloop van tweehonderd vijftig miljoen euro.
Volgens eisende partijen betekent dit dat verwerende partij aanvaardt dat zij veroorzaker is van de PFAS-verontreiniging in Zwijndrecht en omgeving. De buurbewoners echter krijgen niets en zijn niet betrokken bij de dading met het Vlaamse Gewest en zijn derhalve aangewezen op de Rechter.
2.
Verwerende partij stelt dat zij sinds 1971 gevestigd is in Zwijndrecht, waar zij eigenares is van haar bedrijfsterrein. Zij maakt chemische producten binnen vier divisies, waarvan twee zeer beperkt, nog PFAS bevatten, wat steeds gebeurde in overeenstemming met het milieurecht en met de geldende milieu- en omgevingsvergunningen, en dit onder toezicht van de bevoegde overheden die onder andere de PFAS emissies door de jaren heen van nabij hebben beoordeeld, vergund, opgevolgd en gehandhaafd. Ook intern wordt het productieproces nauwgezet gemonitord en worden de productieinstallaties ondersteund door State of the art milieutechnologieën. De fabriek in Zwijndrecht is een van de belangrijkste onderzoeks-, ontwikkelings- en productievestigingen voor producten gebaseerd op PFAS. PFAS is een verzamelnaam voor chemische moleculen die fluor en koolstof bevatten. De benamingen gebeuren in functie o.m. van het aantal koolstof verbindingen en de functionele groep die aanwezig is. Elk van de structurele verschillen kunnen een invloed hebben op de manier waarop een molecule uit de PFAS-groep zich fysisch, chemisch, biologisch, toxicologisch en milieutechnisch gedraagt.
Nog volgens verwerende partij zijn sommige PFAS bestendig tegen afbraak in het milieu en het metabolisme van dieren. Die afbraakbestendigheid kan worden toegeschreven aan de sterke koolstoffluorverbinding die in PFAS voorkomt, die deze moleculen zeer stabiel en niet-reactief maken. En hoewel onderzoek uitwijst dat sommige PFAS het potentieel hebben om in de voedselketen terecht te komen en te bio-accumuleren in bepaalde organismen en onder bepaalde omstandigheden, is dat niet het geval voor alle PFAS. Vele PFAS hebben weinig tot geen neiging tot bio-accumulatie, en daartoe behoren ook de verbindingen die verwerende partij momenteel produceert in de vestiging in Zwijndrecht. Verschillende studies hebben aan PFOS of PFOA blootgestelde populaties opgevolgd, en hebben een continue afname in het bloedserumniveaus vastgesteld nadat blootstelling is stopgezet.
Met de tijd zullen de verbindingen uit het lichaam verwijderd worden.
PFOS, de belangrijkste stof in het kader van de PFAS verontreiniging rond de Zwijndrechtse vestiging, is een molecule die tal van nuttige toepassingen had (en heeft), maar die in Zwijndrecht (tot 2002) vooral gemaakt werd met het oog op de productie van brandblusschuim, waarvan verwerende partij één van de producenten is maar niet de enige, zoals eisende partijen stellen.
Verwerende partij heeft vrijwillig de productie van PFOS en PFOA stopgezet tegen 2002, wat gebeurde lang voor de andere producenten de productie stopzetten en lang voor de emissiereguleringen voor deze producten door de overheid.
De uitfasering en stopzetting mag niet verward worden met wetenschappelijke of juridische conclusies die eisende partijen maken. De uitfasering is gemaakt naar aanleiding van de vaststelling dat lage concentraties PFOS en PFOA wijdverspreid gedetecteerd werden in het milieu, en dankzij de ontwikkeling van nieuwe analysemethoden. Op het ogenblik van de vaststelling wees de bestaande wetenschappelijke kennis erop dat de aanwezigheid van deze stoffen in de lage concentraties waarin die teruggevonden werden, geen gezondheids- of milieurisico's vormden.
Uit de decennia lange opvolging van de werknemers van verwerende partij, onder toezicht van onafhankelijke derden, blijkt geen negatief gezondheidseffect, dat toe te wijzen is aan blootstelling aan PFAS of PFOA. Dit wordt internationaal bevestigd.
Eisende partijen verwijzen naar een recent rapport van een comité aangesteld door National Academies of Science, Engineering and Medicine in de Verenigde Staten dat aangeeft dat er voldoende bewijs is om ‘associations’ (door eisende partijen als associaties vertaald) te leggen tussen bepaalde PFAS en bepaalde gezondheidseffecten. Tot een oorzakelijk verband wordt niet besloten. Onderscheid dat eisende partijen niet maken.
Het comité heeft een ‘voorzorgsredenering’ toegepast wet resulteerde in ‘een lagere bewijsstandaard dan diegene die doorgaans vereist is om zelfs zwakke wetenschappelijke bevestiging te geven’ en de auteurs geven bovendien expliciet aan dat de bewijsstandaard die zij gebruiken ‘voor het trekken van conclusies over potentiële waarschijnlijkheden en grootteorden, veel lager kunnen zijn dan diegene die toepasselijk is in andere wetenschappelijke contexten’.
Aan de hand van dit voorzorgsbeginsel hebben volksgezondheidsagentschappen in de VS en Europa blootstellingsrichtlijnen voor bepaalde PFAS, PFOS en PFOA, opgesteld. Namelijk de HBM-I en HBM-II waarden opgesteld door het Duitse Milieuagentschap en de Totale Wekelijkse Inname of TWI die het Europese Voedselveiligheidsagentschap EFSA in 2020 heeft opgesteld en waarnaar eisende partijen verwijzen.
Deze waarden vormen geen aanwijzing dat er gezondheidseffecten bij een specifiek individu zijn opgetreden of zullen optreden.
Eisende partijen verwijzen naar het bevolkingsonderzoek dat de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) en het Provinciaal Instituut voor Hygiëne (PIH) in samenwerking met het Agentschap Zorg en Gezondheid (AZG) hebben uitgevoerd bij de Zwijndrechtse bevolking. Dat bevolkingsonderzoek ging na aan welke PFAS-niveaus de bevolking in de buurt van de 3M-vestiging (verwerende partij) in Zwijndrecht, blootgesteld was.
De VITO, het PIH en het AZG geven duidelijk aan dat de loutere aanwezigheid van PFAS in het bloed van een individu — zelfs als het hoger is dan de HBM- of EFSA toetsingswaarden — geen indicatie geeft dat er in de toekomst negatieve gezondheidseffecten zijn voorgevallen of kunnen voorvallen.
De Vlaamse overheid stelt dat het onmogelijk is thans te besluiten dat het risico op negatieve gezondheidseffecten toeneemt als een gevolg daarvan.
Dit is overigens gebleken uit een onderzoek gevoerd door de Stichting Kankerregister, in opdracht van het AZG.
De overschrijding van de toetsingswaarde toont geen gezondheidseffect aan.
Eisende partij maakt een verkeerde voorstelling van de werkelijkheid en verward saneringsplicht en saneringsaansprakelijkheid. De saneringsplicht is een objectieve verplichting die rust op de exploitant, gebruiker of eigenaar van de grond waarop de bodemverontreiniging tot stand is gekomen. Vragen als schuld, fout, nalatigheid of burgerlijke aansprakelijkheid zijn daarbij irrelevant.
De vraag wie saneringsplichtige is staat los van de vraag wie voor de verontreiniging aansprakelijk is en finaal, via regres van de saneringsplichtige, de kosten zal moeten dragen.
Het argument van eisende partijen, volgens het welk verwerende partij haar burgerrechtelijke aansprakelijkheid zou hebben erkend in de Saneringsovereenkomst met de Vlaamse overheid, berust dan ook op een misvatting.
Overigens heeft verwerende partij al sinds 1994, en aldus voordat een bodemwetgeving bestond in Vlaanderen, bodemonderzoeken uitgevoerd op (en rond) de vestiging in Zwijndrecht. De resultaten van de onderzoeken zijn gebundeld in een eerste oriënterend bodemonderzoek. Vervolgens heeft dit proces zich doorheen de jaren herhaalt. Telkens is PFAS verontreiniging vastgesteld. Derhalve is deze verontreiniging al bijna dertig jaar gekend bij OVAM aan de hand van publiek toegankelijke documenten.
Zo vond een beschrijvend bodemonderzoek, met externe (overheids)expertise, over (onder andere) PFAS verontreiniging plaats en heeft de bodemsaneringsdeskundige vervolgens een beschrijvend bodemonderzoek opgesteld in 2006, waarvan een belangrijk onderdeel de beoordeling van de potentiële risico's die de aanwezigheid van PFAS in de bodem vormde voor de mens, was. In dit onderdeel is besloten dat ‘De analyses op de bodemstalen tonen geen overschrijdingen [van de berekende toxicologische toetsingswaarden] aan voor PFOS en PFOA’. Door OVAM is het beschrijvend bodemonderzoek in overeenstemming verklaard met de bepalingen van het Bodemdecreet. Het is belangrijk te noteren dat de waarden die bij de recente actualisatie van het beschrijvend bodemonderzoek werden teruggevonden, vergelijkbaar zijn met de waarden uit 2006.
Enkel de risico inschatting vanuit de overheid is sindsdien (fundamenteel) gewijzigd.
In het beschrijvend bodemonderzoek is historische bodemverontreiniging met PFAS in het grondwater vastgesteld, wat gesaneerd is in 2008. Dit bodemsaneringsproject loopt nu nog en betracht de verspreiding van PFAS verontreiniging buiten de terreingrenzen te vermijden en binnen de terreingrenzen te beheersen en verwijderen.
De stelling van eisende partijen als zou verwerende partij spontaan geen actie ondernemen en niet communiceren is dan ook onjuist.
Ook de individuele bewoners, waaronder eisende partijen, zijn door verwerende partij geïnformeerd doorheen de jaren. Op heden heeft verwerende partij een uitgebreide, publiek toegankelijke website specifiek over de verontreiniging op en rond de vestiging in Zwijndrecht.
In het voorjaar van 2019 heeft OVAM aan verwerende partij en haar erkende bodemsaneringsdeskundige ERM gevraagd om haar beschrijvend bodemonderzoek van 2006 te actualiseren en dit naar aanleiding van een studie rond de aanwezigheid van PFAS in Vlaanderen. Het referentiekader waarmee voorheen de risicobeoordeling was gemaakt, was inmiddels geëvolueerd.
Over het bodemsaneringsproject zijn alle inwoners, waaronder eisende partijen, ingelicht door OVAM.
De OVAM heeft het bodemsaneringsproject op 27 oktober 2022 in overeenstemming verklaard met de bepalingen van het Bodemdecreet.
Op 22 december 2022 heeft verwerende partij beslist tot de vrijwillige uitfasering van alle PFAS productie.
Tot slot zijn enkele feitelijke voorstellingen van eisende partijen foutief:
- —
Niet alle PFAS verontreiniging in Zwijndrecht is afkomstig van verwerende partij, evenmin heeft verwerende partij dit erkend. Uit de kaart van de Vlaamse overheid (www.vlaanderen.be/pfasvervuiling/maatregelen-per-gemeente) blijken meerdere verontreinigingsbronnen. Het is weinig aannemelijk, en eisende partijen tonen dit niet aan, dat de volledige PFAS-blootstelling van eisende partijen in een rechtstreeks verband staat met de verontreiniging die afkomstig is vanop de vestiging van verwerende partij.
- —
Landbouwregeling was goodwill, geen aansprakelijkheid. De landbouwers aan wie goodwillbetalingen zijn toegekend hebben niet moeten aantonen dat enige voorwaarde van juridische aansprakelijkheid aanwezig was en bijgevolg kan een goodwill-betaling niet beschouwd worden als enige erkenning van aansprakelijkheid die binnen dit vrijwillig schema hoe dan ook niet aan de orde was.
- —
De Saneringsovereenkomst wijst geen aansprakelijkheid aan. De dading afgesloten tussen verwerende partij en de Vlaamse overheid heeft voornamelijk betrekking op engagementen om te garanderen dat er voldoende middelen zijn om de sanering op en rond de 3M-vestiging te bewerkstelligen.
- —
Overige beweringen van eisende partijen lijken voornamelijk sfeerschepperij.
II. Aanspraken
A. Aanspraken eisende partijen
Eisende partijen formuleren volgende aanspraken:
[…]
- —
Verder in hoofdorde: verwerende partij te veroordelen op basis van foutloze aansprakelijkheid voor bovenmatige burenhinder conform artikel 3.101 NBW voorheen artikel 544 OBW tot het betalen van een onbenoemd provisioneel bedrag van vier maal 500 EUR en dus aan elke verzoeker 500 EUR of samen 2.000 EUR en dienvolgens aan elke eisende partij en dus vier maal voorbehoud ad vitam of minstens voor 20 jaar vanaf de te vellen uitspraak en voorbehoud te verlenen conform artikel 2262bis OBW voor alle andere schade zoals bijvoorbeeld en niet limitatief alle mogelijke herstelmaatregelen, de verdere morele schade, de lichamelijke schade, de waardevermindering van vastgoed en de lucht-, bodem- en waterverontreiniging.
[…]
B. Middelen verwerende partij
Verwerende partij formuleert volgende middelen:
- —
In hoofdorde: zich onbevoegd te verklaren en de zaak te verwijzen naar de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, omdat het vredegerecht het niet door de wet aangewezen, noch het meest gepaste forum is om kennis te nemen van deze vordering.
[…]
III. Beoordeling
A. Wat de bevoegdheid betreft
[…]
B. De vordering is deels onontvankelijk
[…]
C. De schorsing van de burgerlijke rechtsvordering
[…]
D. De zaak is niet in staat van wijzen
[…]
E. Vordering tot plaatsbezoek en voorlegging verzekeringspolissen
[…]
Ten gronde
F. Burenhinder — artikelen 3.101 ev. NBW
F.1. De vordering
Eisende partijen vorderen in hoofdorde om verwerende partij te veroordelen op basis van bovenmatige burenhinder overeenkomstig artikel 3.101 NBW tot een onbenoemd provisioneel bedrag van viermaal EUR 500,00, aldus aan elke eisende partij afzonderlijk een bedrag van EUR 500,00 of samen EUR 2.000,00 en een voorbehoud ad vitam of 20 jaar overeenkomstig artikel 2262Bis OBW.
F.2. De beoordeling
1.
Het leerstuk van de burenhinder werd gaandeweg ontwikkeld door de rechtspraak en rechtsleer (N. CARETTE en R. JANSEN, Handboek goederenrecht, Mortsel, Intersentia, 2022, 270).
Recent voorzag de wetgever in een wettelijke basis met de artikelen 3.101 en 3.102 BW. Met volgende cumulatief te vervullen toepassingsvoorwaarden:
- —
er is nabuurschap;
- —
de hinder is bovenmatig;
- —
de hinder is toerekenbaar aan de buur;
- —
de toerekenbare buur is gehouden het evenwicht te herstellen.
Het nabuurschap wordt niet betwist.
2.
De toepassing van de tweede voorwaarde en volgende wordt betwist door verwerende partij.
De hinder is bovenmatig indien de normale ongemakken van nabuurschap worden overschreden, wat een feitenkwestie is, door alle middelen van recht te bewijzen.
Artikel 3.101 BW vermeldt enkele criteria waarmee de rechter rekening kan houden om het bovenmatige karakter van de hinder in te beoordelen, namelijk het tijdstip (bv. dag of nacht), de frequentie en de intensiteit van de hinder, de eerstingebruikneming en de publieke bestemming van het onroerend goed van waaruit de hinder wordt veroorzaakt. Deze opsomming is echter niet limitatief (MvT, Parl.St. Kamer 2019-20, nr. 0173/001, 186).
De vergunninghouder van een eventueel verontreinigende activiteit is omwille van de vergunning niet uitgesloten tot het veroorzaken van burenhinder (Cass. 27 april 1962, Pas. 1962, I, 938).
Volgens verwerende partij valt het beoordelingscriterium ‘eerste ingebruikneming’ uiteen in een collectieve eerste ingebruikneming en een individuele eerste ingebruikneming.
De collectieve ingebruikneming houdt in dat rekening moet worden gehouden met het feit dat een groep van personen zich voor andere in een bepaalde omgeving komen vestigen, wat aan een bepaalde streek of wijk een specifiek karakter geeft, waardoor een bepaalde maat van hinder als normaal moet worden geduld, zoals onder meer blijkt uit de door verwerende partij aangehaalde rechtspraak.
Eisende partijen vestigden zich in 2013 nabij (bestaand) industriegebied en een (bestaande) snelweg.
Verwerende partij heeft de omwonenden ettelijke malen geïnformeerd over de PFAS-problematiek.
De Zwijndrechtse gemeenschap was zich hiervan aldus bewust, voordat eisende partijen zich er vestigden.
De individuele eerste ingebruikneming houdt in dat de specifieke bestemming en (mogelijke hinderende) activiteiten van het hinder verwekkend erf op zichzelf in rekening genomen mogen worden. Het feit dat een bepaalde activiteit reeds aanwezig was vooraleer een buur die een eis instelt zich ter plaatse gevestigd heeft, is immers een tegenindicatie voor het abnormale karakter van de hinder.
Minstens tussen 2000–2013 heeft verwerende partij de buurtbewoners en de lokale besturen meermaals geïnformeerd over de PFAS verontreiniging rond haar vestiging.
Verwerende partij besluit door te stellen dat het evenwicht tussen de percelen, zoals dit al decennialang bestaat en elk geval voor dat eisende partijen er zich vestigden, er één is waarin nu eenmaal industriële emissies zijn en waarin er een duidelijke impact is van de nabijheid van de chemische cluster. Aldus is duidelijk waar het evenwicht ligt.
Zoals verwerende partij terecht aanhaalt zijn dit de evenwichtsverhoudingen. Eisende partijen hebben zich dicht en nadien nog dichter bij een bedrijf gevestigd, deel uitmakend van de chemische industrie. Hierbij zal in de beoordeling van het al dan niet bovenmatig karakter van de hinder rekening mee worden gehouden.
3.
Volgens verwerende partij is hinder zintuiglijk. Hiermee wordt niet ingestemd. Hinder heeft een bijzonder brede waaier van verschijningsvormen, zoals overigens blijkt uit de door verwerende partij aangehaalde omschrijving in Van Dale ‘het last hebben van iets’.
Ook met de stelling van verwerende partij, als zou hinder enkel kwalificeren als burenhinder in de zin van artikel 3.101 NBW in de mate dat zij én het genot en het gevolg zijn van het genot van een goed, én het genot van het goed van de buur verstoren, wordt niet ingestemd.
De hinder wordt veroorzaakt door de uitoefening van het gebruik en genot over het onroerend goed waarvan eisende partijen het gebruik en genot hebben én de uitoefening van het gebruik en genot over het onroerend goed waarvan verwerende partij het gebruik en genot hebben en door de uitoefening van dit gebruik en genot.
Er kan redelijkerwijze niet worden geargumenteerd dat geen verontreiniging bestaat, veroorzaakt door verwerende partij en ten gevolge van het gebruik van haar onroerend goed waarvan zij het genot en gebruik heeft. Anders redeneren komt neer op het tegenspreken wat verwerende partij zelf bekent in de Parlementaire Onderzoekscommissie van 03 december 2021, als stuk aangehaald door eisende partijen, wat een (buiten) gerechtelijke bekentenis uitmaakt. Er is minstens een historische verontreiniging. Argumenteren dat de productie van PFOS (historische vervuiling) is stopgezet in 2002 en de productie van PFAS zal worden uitgefaseerd naar de toekomst toe en dat daarmee de verontreiniging is beëindigd of zal beëindigen is in strijd met:
- —
de door verwerende partij gehanteerde term ‘uitfaseren’, die juist is en waarmee wordt bedoeld dat een chemisch proces kan worden beëindigd, de gevolgen ervan niet onmiddellijk, zoals bekend door Mevrouw [R.T.] (senior Vice-President Chemical Operations 3M) tijdens de Parlementaire Onderzoekscommissie van 3 december 2021.
- —
De PFAS productie andere dan PFOS blijft onverkort bestaan en zal in de toekomst worden uitgefaseerd.
Het enige ter zake dienend is na te gaan of er hinder is. Er is verontreiniging. Dat kan aan de hand van de stukken en de verklaringen van verwerende partij zelf (Parlementaire Onderzoekscommissie) niet worden ontkend.
Hierbij is het niet ter zake of deze verontreiniging al dan niet vrijwillig is en er in de toekomst aan wordt geremedieerd (gesaneerd) en wat de uiteindelijke finaliteit ervan is. Evenmin is het binnen de grenzen van de burenhinder relevant of deze verontreiniging vergund is. Dit zal van belang zijn bij de beoordeling van het bovenmatige karakter van de burenhinder. Niet meer, niet minder.
Als er verontreiniging is veroorzaakt door een buur dan is dit hinderlijk voor een andere buur en kwalificeert de hinder als burenhinder overeenkomstig artikel 3.101 NBW.
4.
Nu vaststaat dat de verontreiniging hinder is, moet beoordeeld worden of deze burenhinder al dan niet bovenmatig is en aldus of deze hinder de normale ongemakken uit nabuurschap overtreft.
Kortom beoordelen of het evenwicht is verstoord.
Verwerende partij stelt dat de burenhinder strekt tot het herstel van het evenwicht tussen de uitoefening van de eigendomsrechten van eigenaars. Juister en in overeenstemming met de huidige wetgeving strekt burenhinder tot het herstel tussen de uitoefening van de gebruiks- en genotsrechten van de titularissen ervan.
Eisende partijen stellen dat het onevenwicht bestaat doordat de bloedwaarden van eisende partijen de geldende normen overstijgen.
Het evenwichtsherstel beoogt het onevenwicht veroorzaakt door het gebruik en genot van het ene onroerend goed te herstellen ten aanzien van het (verstoorde) gebruik en genot van het andere onroerend goed.
Uit de stukken en de argumenten van eisende partijen blijkt dat zij aanvang 2000 gevestigd waren in [a-plaats] en nadien in 2013 verhuisd zijn binnen [a-plaats] naar meer agrarisch gebied, waarbij zij een moestuin, grotere tuin en dieren houden, meer in de nabijheid van verwerende partij.
De PFAS waarden in de grond en in het lichaam van eisende partijen is verhoogd en wel in die mate dat redelijkerwijze niet kan worden gesteld dat de verhoogde waarden normaal zijn. Tot dit besluit wordt ook gekomen evenmin rekening houdend met het eerste ingebruiknemingscriterium.
De oorzaak ervan is de locatie van het onroerend goed. Dit kan evenmin redelijkerwijze worden betwist nu de door de Vlaamse Overheid in kaart gebrachte PFAS concentratie het hoogst is in de Provincie Antwerpen rondom de vestiging van verwerende partij. De locatie van het onroerend goed is de plaats waar het genots- en gebruiksrecht over het onroerend goed wordt uitgeoefend.
Door de uitoefening van hun gebruiks- en genotsrecht over het onroerend goed zijn de bloedwaarden abnormaal verhoogd van eisende partijen.
Indien eisende partijen op een andere locatie dezelfde gebruiks- en genotsrechten zouden uitoefenen over het onroerend goed dan zouden zij lagere, normale of minder abnormale bloedwaarden hebben.
Derhalve is de burenhinder bovenmatig en het evenwicht verstoord.
Is het onevenwicht toerekenbaar aan verwerende partij?
Hier kan weerom verwezen worden naar de door de Vlaamse Overheid in kaart gebrachte PFAS concentratie, waarnaar gedingvoerende partijen verwijzen. Ook hier kan redelijkerwijze niet worden ontkend dat het grootste deel van de PFAS-verontreiniging in de provincie Antwerpen afkomstig is van de locatie van het onroerend goed waarover verwerende partij genots- en gebruiksrechten heeft.
Verwerende partij verwijst nog naar andere ‘hot spots’ welke dan vooral brandweerkazernes betreft.
Laat nu brandwerend schuim, aangewend door de brandweer, één van de (belangrijkste) producten zijn van verwerende partij, zoals zelf door verwerende partij gesteld.
Kortom: Er is burenhinder die de normale ongemakken uit nabuurschap overtreft en welke toerekenbaar is aan verwerende partij.
Aldus dringt herstel van het evenwicht zich op.
5.
Doorheen de argumentatie van eisende partijen wordt al te vaak de achterdeur van de burenhinder aangewend om via de voordeur van de foutaansprakelijkheid binnen te komen. Het burgerrechtelijk begrip ‘schade’ wordt meermaals gelijkgesteld met ‘de evenwichtsherstelmaatregel’ overeenkomstig artikel 3.101 §2 NBW. Dit is onjuist.
Schadevergoeding en evenwichtsherstelmaatregel zijn onderscheiden juridische begrippen elk met een eigen rechtsgrond en finaliteit.
Het evenwichtsherstel beoogd het evenwicht tussen het gebruik en genot van het onroerend te herstellen. Alle andere componenten gerelateerd aan het begrip ‘schade’ en welke het beoogde evenwicht niet bewerkstelligen zijn irrelevant bij de beoordeling over de herstelmaatregel.
Verwerende partij stelt dat een herstel in natura de voorkeur draagt, wat bewerkstelligd wordt door de bodemsanering.
De bodemsanering is een publiekrechtelijke aangelegenheid, weliswaar mede in een privaatrechtelijk belang maar dan als collectiviteit. De saneringsplicht enerzijds en de privaatrechtelijke aanspraken anderzijds hebben een andere oorzaak en voorwerp, en remedieert thans niet.
Eisende partijen tonen een gebruiks- en genotsderving aan van het onroerend goed, doordat het niet langer volledig gebruikt kan worden waartoe het is bestemd, omwille van de verontreiniging.
De door hen gevorderde provisionele bedragen wegens derving van het genots- en gebruiksrecht ten gevolge van het verstoorde evenwicht gedurende thans bijna tien jaar zijn in redelijkheid provisioneel begroot op EUR 2.000,00.
De vordering door eisende partijen in hoofdorde gesteld is op dit punt gegrond.
[…]
Nu de hoofdvordering deels gegrond is dient geen verdere uitspraak te worden gedaan over de alternatieve vorderingen, welke uitsluitend zijn gesteld indien de hoofdvordering ongegrond zou zijn.
Beslissing
Verklaart het verzoek tot vrijwillige tussenkomst ontvankelijk;
Verklaart de hoofdvordering van eisende partijen en vrijwillige tussenkomende partij ontvankelijk en gegrond als volgt:
Veroordeelt verwerende partij tot het betalen aan eisende partijen en vrijwillig tussenkomende partij van een provisioneel bedrag van TWEEDUIZEND EURO (EUR 2.000,00) of aan V.K., D.B.I., V.L. en V.J. elk VIJFHONDERD EURO (EUR 500,00), uit hoofde van bovenmatige burenhinder, bedrag te verhogen met de gerechtelijke interesten vanaf de datum van de dagvaarding, namelijk 2 mei 2022, tot de dag van de volledige betaling.
Verwijst de zaak wat het overige betreft naar de bijzondere rol.
Houdt de beslissing omtrent de kosten van het geding aan.
[…]