Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie
Artikel 1 Definities
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2014
- Redactionele toelichting
Goedgekeurd door de Raad op 14-04-2014.
- Bronpublicatie:
21-05-2014, PbEU 2014, L 206 (uitgifte: 14-07-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-05-2014, PbEU 2014, L 206 (uitgifte: 14-07-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Europees bestuursrecht
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
In dit Reglement:
- a)
worden de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie aangeduid met het nummer van het betrokken artikel van dat Verdrag, gevolgd door de afkorting ‘VEU’;
- b)
worden de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aangeduid met het nummer van het betrokken artikel van dat Verdrag, gevolgd door de afkorting ‘VWEU’;
- c)
worden de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie aangeduid met het nummer van het betrokken artikel van dat Verdrag, gevolgd door de afkorting ‘VEGA’;
- d)
wordt het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie ‘Statuut’ genoemd;
- e)
wordt de verordening tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie ‘Ambtenarenstatuut’ genoemd.
2.
Voor de toepassing van dit Reglement:
- a)
wordt onder ‘Gerecht’ verstaan: het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie of, voor de zaken die door een kamer of een alleensprekende rechter worden behandeld, die kamer of die rechter;
- b)
wordt onder ‘president van het Gerecht’ uitsluitend de president van de rechterlijke instantie verstaan, terwijl onder ‘president’ de president van de rechtsprekende formatie wordt verstaan;
- c)
wordt onder ‘algemene vergadering’ verstaan: het college bestaande uit de rechters van het Gerecht dat bevoegd is te beslissen over elke huishoudelijke aangelegenheid alsmede over elke gerechtelijke aangelegenheid in verband met de toewijzing van de zaken aan de verschillende rechtsprekende formaties of elke horizontale aangelegenheid, zonder dat in dat laatste geval deze formaties daaraan zijn gebonden;
- d)
wordt onder ‘instellingen’ verstaan: de instellingen van de Unie als bedoeld in artikel 13, lid 1, VEU, en de organen en instanties die zijn opgericht bij de Verdragen of bij een handeling ter uitvoering daarvan en die voor het Gerecht partij kunnen zijn.