Wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 (BOR/DSR deel 2) (36610)

Wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 (BOR/DSR deel 2) (36610)

Redactie

e593ec9b-b632-4137-abc9-c4b2f597f985

Staatssecretaris Idsinga van Financiën heeft op Prinsjesdag het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel is onderdeel van het pakket Belastingplan 2025. Het is de bedoeling dat het overgrote gedeelte van de wet op 1 januari 2026 in werking treedt. Op Prinsjesdag is al een nota van wijziging aangekondigd.

Het wetsvoorstel bevat de volgende maatregelen:

1

Toegang tot de BOR en de DSR ab wordt beperkt tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5% van het geplaatste kapitaal.

2

Versoepeling van de bezits- en de voortzettingseis in de BOR.

3

Aanpak specifieke constructies in de BOR via rollatorinvesteringen.

4

Aanpak specifieke constructie dubbel-BOR.

5

Overige maatregelen bestaande uit het salderen van de schuld bij ter beschikking gestelde onroerende zaken en wetstechnische verbeteringen.

Beperkte toegang tot de BOR en de DSR ab

Aanmerkelijkbelanghouders die minimaal 5% van de gewone aandelen houden van het geplaatste kapitaal, met of zonder stemrecht, komen in aanmerking voor de BOR en de DSR ab. Daarmee snijdt het de band met het aanmerkelijkbelangbegrip voor soortaandelen en derivaten door. Een uitzondering wordt als gevolg van amendement nr. 11 gemaakt voor een belang – met of zonder ab - waarbij met de partner en bloed- en aanverwanten in de neergaande lijn van een eerste familiaire aandeelhouder een belang van 25% in een lichaam (dat een onderneming drijft) wordt gehouden.

Daarnaast kwalificeren voor de BOR en DSR ab een vruchtgebruik of blooteigendom van het hiervoor genoemde belang in gewone aandelen, directe of indirect gehouden preferente aandelen in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging en verwaterde indirecte belangen.

Aanmerkelijkbelanghouders met een belang dat kleiner is dan 5% van het geplaatste kapitaal worden beschouwd als beleggers. Zij kwalificeren in beginsel niet voor de BOR of DSR ab.

Vanwege risico op misbruik en oneigenlijke gebruik zijn van de BOR en DSR ab uitgesloten: opties op aandelen, winstbewijzen, aanmerkelijk belangen op grond van de meetrek- en meesleepregeling, fictieve aanmerkelijke belangen en lidmaatschapsrechten van coöperaties en tracking stocks.

De definitie preferente aandelen wordt verduidelijkt. Er is volgens de wet sprake van preferente aandelen als aandelen voorrang hebben ten aanzien van de winstverdeling of liquidatieopbrengsten.

De definitie van preferente aandelen zal waar het gaat om hybride aandelen worden verduidelijkt door een aanpassing bij nota van wijziging. Hierin zal worden voorgesteld om hybride aandelen vanaf 2026 voor de toepassing van de BOR en de DSR ab fictief te splitsen in een preferent aandeel en een niet-preferent aandeel. Op deze wijze wordt alleen de waarde die toerekenbaar is aan het preferente deel, aangemerkt als preferent aandeel. Het overige deel kan, mits aan de geldende voorwaarden wordt voldaan, in aanmerking komen voor toepassing van de BOR en de DSR ab.

Voor bepaalde gevallen wordt bij ministeriële regeling een overgangsregeling getroffen die erin voorziet dat de bezitsperiode van de tracking stocks en de bezitsperiode van de gewone aandelen in de (af)gesplitste vennootschap bij elkaar mogen worden opgeteld voor de toets aan de bezitseis als de (af)splitsing uiterlijk 31 december 2027 heeft plaatsgevonden.

Versoepeling van de bezits- en de voortzettingseis BOR

De bezits- en voorzettingseis voor de BOR worden als volgt versoepeld:

Zolang de economische gerechtigheid tot de over te dragen onderneming op zowel direct als indirect niveau niet wijzigt of toeneemt bij herstructureringen, vangt er voor de erflater/schenker geen nieuwe bezitstermijn aan.

Inkoop van aandelen tijdens de bezitstermijn heeft alleen gevolgen voor de BOR en de DSR ab indien de gerechtigheid van de aandeelhouder tot de onderneming toeneemt.

(De-)Certificering leidt niet tot een nieuwe bezitstermijn als de aandelen en certificaten te vereenzelvigen zijn, want dan wijzigt de gerechtigdheid van de erflater/schenker tot de onderneming niet.

Niet fiscaal gefaciliteerde (ruisende) fusies en splitsingen alsmede verkoop van de vennootschap aan andere holding/vennootschap van de erflater/schenker zijn mogelijk zonder dat dit leidt tot een nieuwe bezitstermijn, mits de gerechtigheid niet wijzigt of toeneemt.

Het wordt mogelijk om zonder gevolgen voor de voortzettingseis op indirect niveau via verkoop en zowel een ruisende als geruisloze fusie of splitsing een herstructurering door te voeren, mits de subjectieve gerechtigdheid van de verkrijger niet wijzigt en de holding waarvan de aandelen zijn verkregen (na toerekening) niet ophoudt winst te genieten.

Er zijn geen gevolgen voor de voorzettingseis als indirect gehouden aandelen worden omgevormd in letteraandelen.

De voortzettingstermijn wordt verkort van vijf naar drie jaren.

Aanpak BOR via rollatorinvesteringen

Gebruikmaking van de BOR wordt in gevallen dat erflaters of schenkers op (zeer) hoge leeftijd een onderneming starten, een aandeel in een onderneming kopen, of een aanmerkelijk belang daarin verwerven, aan zwaardere voorwaarden verbonden. Deze maatregel verlengt in die gevallen de bezitstermijn. Voor ondernemers die later dan twee jaren na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd beginnen met (het houden van een belang in) een onderneming wordt de bezitstermijn gradueel verlengd.

Aanpak dubbel-BOR constructie of BOR-carrousel

Bij een dubbel-BOR constructie of BOR-carrousel is er veelal sprake van iemand die een (belang in een) onderneming verkoopt en later weer erft of geschonken krijgt, met als gevolg minimale heffing aan schenk- en erfbelasting. Het ondernemingsvermogen wordt hierbij oneigenlijk gebruikt om onbelaste vermogensoverdracht binnen de familie te realiseren. Om dit tegen te gaan wordt een antimisbruikbepaling geïntroduceerd die bepaalt dat de BOR tot het bedrag van de verkoopsom niet kan worden toegepast voor zover de onderneming op enig moment eerder in het bezit is geweest van de verkrijger.

Overige maatregelen

De Invorderingswet 1990 bevat een uitstelfaciliteit voor conserverende aanslagen IB wegens geconserveerd inkomen uit aanmerkelijk belang. Een voorwaarde voor toepassing in bepaalde gevallen kwam overeen met de inmiddels vervallen dienstbetrekkingseis die gold voor de DSR ab bij schenking. De aan het slot van art. 25 lid 8 onderdeel a IW 1990 opgenomen dienstbetrekkingseis komt met ingang van 1 januari 2025 te vervallen.

Als een erflater of schenker een pand ter beschikking stelt ten behoeve van de onderneming van zijn vennootschap, kwalificeert het pand als ondernemingsvermogen indien een verkrijger bij vervreemding tegelijkertijd het pand en de aandelen in de vennootschap verkrijgt. Als het pand is gefinancierd wordt bij de toepassing van de BOR geen rekening gehouden met een eventuele schuld en wordt een te hoge vrijstelling toegekend. Om deze reden wordt voorgesteld om de BOR van toepassing te laten zijn op het saldo van de waarde van het ter beschikking gestelde pand en de daarop betrekking hebbende schulden.

Verder blijkt dat maatregel 3 van de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 (bedrijfsmiddelen die zowel privé als zakelijk worden gebruikt, kwalificeren slechts voor de BOR en DSR ab voor zover deze in de onderneming worden gebruikt) ongewenste gevolgen heeft. De berekening van het kwalificerende ondernemingsvermogen kan namelijk bij de aanwezigheid van vreemd vermogen negatief uitkomen, ook als bijvoorbeeld 50% van het bedrijfsmiddel wel zakelijk wordt gebruikt en dus zou kwalificeren voor dat deel (in de artikelsgewijze toelichting is een rekenvoorbeeld opgenomen). Om deze ongewenste gevolgen aan te pakken wordt in deze wet opgenomen dat het vreemd vermogen dat betrekking heeft op de bedrijfsmiddelen naar rato wordt meegenomen in de berekening.

Tot slot zijn aanpassingen van wetstechnische aard voorgesteld, waarmee geen beleidsmatige wijziging wordt aangebracht.

De verkorting van de voortzettingseis treedt in werking op 1 januari 2025. De inwerkingtreding van de verruiming van de verwateringsregeling en de toegang voor kleine familiebelangen vindt plaats op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De dienstbetrekkingseis in de DSR ab vervalt per 1 januari 2025.

Nota van wijziging

Door de nota van wijziging wordt een eerdere aankondiging in de memorie van toelichting, dat de definitie voor preferente aandelen wordt aangepast, nagekomen.

Op grond van de aangepaste voorgestelde definitie worden hybride aandelen voor de toepassing van de DSR ab en de BOR met ingang van 1 januari 2026 fictief opgeknipt in een preferent aandeel en een niet-preferent aandeel. Het fictief opknippen van een aandeel in een preferent aandeel en een niet-preferent aandeel gaat naar de waarde in het economische verkeer (WEV) die toe te rekenen is aan het preferente, onderscheidenlijk niet-preferente, deel. Het als niet-preferent aandeel aangemerkte deel van het aandeel kwalificeert voor de DSR ab en de BOR, mits aan de voorwaarden voor toepassing van deze regelingen wordt voldaan. Het als preferent aandeel aangemerkte deel kwalificeert alleen voor de DSR ab en de BOR indien dit preferente deel van het aandeel is ontstaan en uiteindelijk wordt verkregen in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging. De aangepaste voorgestelde definitie van preferente aandelen geldt enkel voor bedrijfsopvolgingen die op of na 1 januari 2026 plaatsvinden. Op eerdere bedrijfsoverdrachten blijft, in overeenstemming met de gangbare systematiek, de wetgeving van toepassing die gold ten tijde van schenking of vererving.

Tot slot bevat de nota van wijziging tien voorbeelden die illustreren of (deels) sprake is van een preferent aandeel. Ook wordt in de voorbeelden (voorbeelden 9 en 10) ingegaan op de gevolgen van de aangepaste voorgestelde definitie voor preferente aandelen met betrekking tot de bezits- en voortzettingseis.

Stand van zaken:

Het voorstel is ingediend bij de Tweede Kamer.

f417ef19-da36-4819-a923-77e8ec5031e9

Lees ook het thema Totstandkoming Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 (36421)

Documenten bij dit thema

Wetgeving in wording

Kies de voorgestelde versie in de tijdsbalk per 1 januari 2025 bij het wetsartikel. Hier is vergelijken van versies ook mogelijk.

Art. 4.17a Wet IB 2001

Art. 4.17b Wet IB 2001

Art. 4.17c Wet IB 2001

Art. 35b Successiewet 1956

Art. 35c Successiewet 1956

Art. 35d Successiewet 1956

Art. 35e Successiewet 1956

Art. 25 Invorderingswet 1990

Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025. Nota van wijziging, V-N 2024/49.7

Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025. Nota naar aanleiding van het verslag, V-N 2024/49.8

Kritische noten bij de ‘Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025’, WFR 2024/274

Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025. Advies Raad van State en nader rapport, V-N 2024/43.14

Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025. Voorgestelde wettekst en artikelsgewijze toelichting, V-N 2024/43.13

Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025. Memorie van toelichting. Algemeen, V-N 2024/43.12

Aanbiedingsbrief pakket Belastingplan 2025, V-N 2024/43.2

Inleiding, V-N 2024/43.1

De doorschuifregelingen: verschillend maar toch gelijk, WFR 2024/214

Inleiding, internetconsultatie BOR 2025, V-N 2024/25.1

Internetconsultatie Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025, V-N 2024/25.2

Wettekst 2025 + in revisie de concept voorgestelde wijzigingen per 2025 Wet inkomstenbelasting 2001, V-N 2024/25.3

Fiscale plannen Voorjaarsnota, V-N 2024/21.4

Inhoud Belastingplan 2025 bekendgemaakt in Fiscale Beleids- en Uitvoeringsagenda, V-N 2024/21.3

De bedrijfsopvolgingsregelingen nu en in de nabije toekomst: een voorspoedige bedrijfsoverdracht gewenst! VFP 2024/17