Een omgevingswaarde is een meetbare eigenschap over de staat of kwaliteit van de leefomgeving. Luchtkwaliteit, de kwaliteit van oppervlaktewater, grondwater en zwemwater zijn enkele landelijke omgevingswaarden. Ook op provinciaal en gemeentelijk niveau zijn omgevingswaarden te stellen. Omgevingswaarden zijn één van de instrumenten uit de (nieuwe) Omgevingswet.
Proces van omgevingsvisies
Goed overheidsbeleid voor de fysieke leefomgeving begint met een integrale visie. Rijk, provincies en gemeenten maken op elkaar afgestemde omgevingsvisies. De integrale visie van het Rijk is onder andere te vinden in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Het Bkl bevat regels voor bestuursorganen om te komen tot goede afwegingen in het domein van de fysieke leefomgeving.
Nationale omgevingswaarden geven bevoegde gezagen van decentrale overheden richting in het maken van hun beleidskeuzes. Door vervolgens toezicht te houden op de activiteiten in de fysieke leefomgeving en de omgevingswaarden te monitoren wordt inzicht verkregen in de staat van de leefomgeving. Indien omgevingswaarden niet worden behaald, zijn aanvullende programma’s verplicht.
Verplichte omgevingswaarden
Art. 2.15 Omgevingswet schrijft voor dat in ieder geval voor de onderwerpen luchtkwaliteit, waterkwaliteit, zwemwaterkwaliteit en waterveiligheid per AMvB omgevingswaarden moeten worden vastgesteld. In het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt aan deze verplichting voldaan door het implementeren van de toepasselijke Europese richtlijnen, te weten: de Richtlijn luchtkwaliteit (2008/50/EG), Kaderrichtlijn water (2000/60/EG), Grondwaterrichtlijn (2006/118/EG), Richtlijn prioritaire stoffen (PbEU 2013, L 226/1) en de Zwemwaterrichtlijn (2006/7/EG). Voor waterveiligheid moeten op provinciaal niveau twee omgevingswaarden verplicht worden vastgesteld.
Vrijwillige omgevingswaarden
Decentrale overheden mogen omgevingswaarden ook op eigen initiatief opstellen, zodat zij lokale of regionale kwaliteitsambities kunnen realiseren. De omgevingswaarde moet dan wel bijdragen aan het doel van de Omgevingswet. Deze op eigen initiatief opgestelde omgevingswaarden mogen niet ruimer zijn dan de verplichte omgevingswaarden. Een omgevingswaarde hoeft niet het gehele ruimtelijke gebied (territorium) van het bestuursorgaan te bestrijken, men kan ook regionaal of lokaal differentiëren.
W.J. Bosma, Omgevingswaarde en instructieregels – een combinatie van flexibiliteit en interbestuurlijke spanningen, M en R 2014/119 (afl. 8, p. 601-607).
M. de Jager & S. Handgraaf, Reactie op W.J. Bosma, M en R 2014/120 (afl. 8, p. 608-609).
Stefan Kortekaas
Stefan Kortekaas Msc, Bsc. is Hoofdinspecteur / Vakspecialist Geluid (Vergunningen, Toezicht en Handhaving) bij de Gemeente Utrecht
Meer over Stefan Kortekaas
Auteur bij Wolters Kluwer
Een omgevingswaarde is een meetbare eigenschap over de staat of kwaliteit van de leefomgeving. Luchtkwaliteit, de kwaliteit van oppervlaktewater, grondwater en zwemwater zijn enkele landelijke omgevingswaarden. Ook op provinciaal en gemeentelijk niveau zijn omgevingswaarden te stellen. Omgevingswaarden zijn één van de instrumenten uit de (nieuwe) Omgevingswet.
Proces van omgevingsvisies
Goed overheidsbeleid voor de fysieke leefomgeving begint met een integrale visie. Rijk, provincies en gemeenten maken op elkaar afgestemde omgevingsvisies. De integrale visie van het Rijk is onder andere te vinden in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Het Bkl bevat regels voor bestuursorganen om te komen tot goede afwegingen in het domein van de fysieke leefomgeving.
Nationale omgevingswaarden geven bevoegde gezagen van decentrale overheden richting in het maken van hun beleidskeuzes. Door vervolgens toezicht te houden op de activiteiten in de fysieke leefomgeving en de omgevingswaarden te monitoren wordt inzicht verkregen in de staat van de leefomgeving. Indien omgevingswaarden niet worden behaald, zijn aanvullende programma’s verplicht.
Verplichte omgevingswaarden
Art. 2.15 Omgevingswet schrijft voor dat in ieder geval voor de onderwerpen luchtkwaliteit, waterkwaliteit, zwemwaterkwaliteit en waterveiligheid per AMvB omgevingswaarden moeten worden vastgesteld. In het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt aan deze verplichting voldaan door het implementeren van de toepasselijke Europese richtlijnen, te weten: de Richtlijn luchtkwaliteit (2008/50/EG), Kaderrichtlijn water (2000/60/EG), Grondwaterrichtlijn (2006/118/EG), Richtlijn prioritaire stoffen (PbEU 2013, L 226/1) en de Zwemwaterrichtlijn (2006/7/EG). Voor waterveiligheid moeten op provinciaal niveau twee omgevingswaarden verplicht worden vastgesteld.
Vrijwillige omgevingswaarden
Decentrale overheden mogen omgevingswaarden ook op eigen initiatief opstellen, zodat zij lokale of regionale kwaliteitsambities kunnen realiseren. De omgevingswaarde moet dan wel bijdragen aan het doel van de Omgevingswet. Deze op eigen initiatief opgestelde omgevingswaarden mogen niet ruimer zijn dan de verplichte omgevingswaarden. Een omgevingswaarde hoeft niet het gehele ruimtelijke gebied (territorium) van het bestuursorgaan te bestrijken, men kan ook regionaal of lokaal differentiëren.
Documenten bij dit thema
Wetgeving
Art. 2.10 Omgevingswet
Artikel 2.15 Omgevingswet
Artikel 3.10 Omgevingswet
Motie van het lid Van Tongeren c.s. van 24 juni 2015 Kamerstukken II 2014/15 33962, 142
Artikelen 2.1 tot en met 2.19 ontwerp Besluit kwaliteit leefomgeving, versie 1 juli 2016, par. 2.3.1, p. 25
Literatuur
J.W. van Zundert, Omgevingswaarden, BR 2016/67.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Vergelijking milieunormen en decentrale omgevingswaarden, 10 oktober 2016.
Actal, Reactie op consultatieversie AMvB’s Omgevingswet, (Actal, 30 september 2016, kenmerk JthRvZTvdH/RS/JT/2016/118).
J.H.G. van den Broek, Omgevingswaarden, in: De Omgevingswet in de praktijk , Deventer: Wolters Kluwer 2015 (Deel V - Hoofdstuk 2, p. 152 e.v.).
Stibbe, Omgevingswaarden in de Omgevingswet, in: Op weg naar de Omgevingswet, Amsterdam: Stibbe, november 2015, hoofdstuk 19, pag. 91.
W.J. Bosma, Omgevingswaarde en instructieregels – een combinatie van flexibiliteit en interbestuurlijke spanningen, M en R 2014/119 (afl. 8, p. 601-607).
M. de Jager & S. Handgraaf, Reactie op W.J. Bosma, M en R 2014/120 (afl. 8, p. 608-609).
Naslag
Ruimtelijk bestuursrecht, Artikelsgewijs commentaar Omgevingswet, Artikel 2.10, J.W. van Zundert
Ruimtelijk bestuursrecht, Artikelsgewijs commentaar Omgevingswet, Artikel 2.15 , J.W. van Zundert.
Ruimtelijk bestuursrecht, Artikelsgewijs commentaar Omgevingswet, Artikel 4.27, J.W. van Zundert
Inleiding Omgevingswet, Module Wabo en omgevingsvergunning 2905.