In een strafbeschikking kan een officier van justitie zelf straffen en maatregelen aan een verdachte opleggen, zonder tussenkomst van een strafrechter.
Invoering van de strafbeschikking
De strafbeschikking wordt sinds een aantal jaren uitgevaardigd door het Openbaar Ministerie en is vanwege het grote aantal strafzaken dat op deze manier wordt afgedaan niet meer weg te denken uit ons strafrecht. Voordat de Wet OM-afdoening in werking trad (op 1 februari 2008) bestond een duidelijk onderscheid tussen strafvordering en straftoemeting. Het Openbaar Ministerie vorderde straffen en de rechter bepaalde de op te leggen straf. Bij de strafbeschikking is dat onderscheid verloren gegaan, nu de officier van justitie eigenhandig straf aan een verdachte oplegt. Met de invoering van de strafbeschikking beoogt de wetgever minder strafzaken aan strafrechters voor te leggen en capaciteitswinst te behalen. Naast de OM-strafbeschikking (art. 257a Sv, waar deze themapagina over gaat) bestaat ook de politiestrafbeschikking (art. 257b Sv) en de bestuurlijke strafbeschikking (art. 257ba Sv).
Strafzaken die in aanmerking komen voor een strafbeschikking
Het Openbaar Ministerie beschikt in zaken van veelvoorkomende criminaliteit. De bevoegdheid tot het uitvaardigen van een strafbeschikking bestaat op grond van art. 257a eerste lid Sv in beginsel in alle gevallen waarin de officier van justitie vaststelt dat een overtreding of een misdrijf is begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaren.
J.H. Crijns, in: Tekst & Commentaar Strafvordering, art. 257a Sv
F.P. van Tulder, R.F. Meijer en S.N. Kalidien, ‘Van schikking naar strafbeschikking? Een eerste balans’, NJB 2017/310.
N.G.H. Verschaeren, (Buitengerechtelijke) strafrechtelijke, bestuursrechtelijke, duale of dubbele handhaving? Recente ontwikkelingen omtrent buitengerechtelijke afdoening en de verhouding tussen het strafrecht en het bestuursrecht’, TPWS 2017/27.
M. Malsch, ‘Is de strafbeschikking een geschikte afdoening?’, NJB 2017/723.
L.J.J. Peters, ‘Beschikt en gecheckt: de OM-afdoening en de strafvorderlijke machtenscheiding. Hoe voorkomen we onjuiste OM-strafbeschikkingen?’, Trema 2015, afl. 7, p. 209-213.
F.P. van Tulder, ‘Het oordeel van de rechter over de strafbeschikking’, Trema straftoemetingsbulletin 2016, nr. 2, p. 35-37.
J.M.H.F. Teunissen, ‘Heroverweeg de strafbeschikking!’, NJB 2017/1023.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De strafbeschikking
L.M. (Laura) Schoutsen LLM BSc
Functie: senior juridisch medewerker strafrecht bij het gerechtshof Amsterdam en wetenschappelijk onderzoeker bij Universiteit Leiden
Specialisaties: strafrecht, sanctierecht, strafprocesrecht, materieel recht, criminologie
Meer over Laura Schoutsen
In een strafbeschikking kan een officier van justitie zelf straffen en maatregelen aan een verdachte opleggen, zonder tussenkomst van een strafrechter.
Invoering van de strafbeschikking
De strafbeschikking wordt sinds een aantal jaren uitgevaardigd door het Openbaar Ministerie en is vanwege het grote aantal strafzaken dat op deze manier wordt afgedaan niet meer weg te denken uit ons strafrecht. Voordat de Wet OM-afdoening in werking trad (op 1 februari 2008) bestond een duidelijk onderscheid tussen strafvordering en straftoemeting. Het Openbaar Ministerie vorderde straffen en de rechter bepaalde de op te leggen straf. Bij de strafbeschikking is dat onderscheid verloren gegaan, nu de officier van justitie eigenhandig straf aan een verdachte oplegt. Met de invoering van de strafbeschikking beoogt de wetgever minder strafzaken aan strafrechters voor te leggen en capaciteitswinst te behalen. Naast de OM-strafbeschikking (art. 257a Sv, waar deze themapagina over gaat) bestaat ook de politiestrafbeschikking (art. 257b Sv) en de bestuurlijke strafbeschikking (art. 257ba Sv).
Strafzaken die in aanmerking komen voor een strafbeschikking
Het Openbaar Ministerie beschikt in zaken van veelvoorkomende criminaliteit. De bevoegdheid tot het uitvaardigen van een strafbeschikking bestaat op grond van art. 257a eerste lid Sv in beginsel in alle gevallen waarin de officier van justitie vaststelt dat een overtreding of een misdrijf is begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaren.
Documenten bij dit thema
Wetgeving
Artikel 257a Sv
Artikel 257c Sv
Artikel 257e Sv
Artikel 113 lid 3 GW
Standaardarrest
Hoge Raad 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3220
Hoge Raad 3 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:7, NJ 2017/31
Hoge Raad 10 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3249, NJ 2015/471
Belangrijkste uitspraken
Hof Den Bosch 1 april 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1286
Literatuur
M. Kessler, De strafbeschikking, Deventer: Wolters Kluwer 2015.
J.H. Crijns, in: Tekst & Commentaar Strafvordering, art. 257a Sv
F.P. van Tulder, R.F. Meijer en S.N. Kalidien, ‘Van schikking naar strafbeschikking? Een eerste balans’, NJB 2017/310.
N.G.H. Verschaeren, (Buitengerechtelijke) strafrechtelijke, bestuursrechtelijke, duale of dubbele handhaving? Recente ontwikkelingen omtrent buitengerechtelijke afdoening en de verhouding tussen het strafrecht en het bestuursrecht’, TPWS 2017/27.
M. Malsch, ‘Is de strafbeschikking een geschikte afdoening?’, NJB 2017/723.
L.J.J. Peters, ‘Beschikt en gecheckt: de OM-afdoening en de strafvorderlijke machtenscheiding. Hoe voorkomen we onjuiste OM-strafbeschikkingen?’, Trema 2015, afl. 7, p. 209-213.
F.P. van Tulder, ‘Het oordeel van de rechter over de strafbeschikking’, Trema straftoemetingsbulletin 2016, nr. 2, p. 35-37.
J.M.H.F. Teunissen, ‘Heroverweeg de strafbeschikking!’, NJB 2017/1023.