Artikel 63 van de Algemene wet rijksbelastingen
Rb. Noord-Nederland, 25-05-2021, nr. AWB - 20 , 1937
ECLI:NL:RBNNE:2021:2050
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
25-05-2021
- Zaaknummer
AWB - 20 _ 1937
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2021:2050, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 25‑05‑2021; (Mondelinge uitspraak)
- Vindplaatsen
Viditax (FutD) 2021060317
FutD 2021-1764
Uitspraak 25‑05‑2021
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Belanghebbende claimt aftrek van kosten voor levensonderhoud / specifieke zorgkosten van minderjarige kinderen die in de Dominicaanse Republiek wonen. De rechtbank oordeelt dat sinds 1 januari 2015 kosten voor levensonderhoud niet meer aftrekbaar zijn. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat specifieke zorgkosten zijn gemaakt. De rechtbank is niet bevoegd om te beslissen op een verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule. De rechtbank is ook niet bevoegd om te beslissen op een verzoek tot kwijtschelding / incassostop.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 20/1937 en 20/1938
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 25 mei 2021 in de zaken tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Arnhem, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).
Procesverloop
Het beroep is gericht tegen de uitspraken op bezwaar van verweerder van 16 juni 2020 op de bezwaarschriften van eiseres tegen de aan haar opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2016 en 2017 en de daarbij gegeven belastingrentebeschikkingen.
Het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2016 is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 20/1937.
Het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2017 is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 20/1938.
Beide partijen hebben nadere stukken ingediend, de gemachtigde van eiseres op 14 mei 2021 en verweerder, in reactie daarop, op 20 mei 2021.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2021.
Eiseres is, met bericht van verhindering van 25 mei 2021 omstreeks 11.00 uur, noch in persoon, noch bij gemachtigde, verschenen. Wel heeft haar gemachtigde, op 25 mei 2021 om 12.03 uur, voor het geval de zitting doorgang zou vinden, een pleitnota met stukken ingediend, omdat hij niet in de gelegenheid was om te verschijnen. De rechtbank heeft deze bij de beoordeling betrokken, nu verweerder daar geen bezwaar tegen maakte.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [medewerker Belastingdienst] .
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Gronden
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het geschil betreft de aanslagen IB/PVV 2016 en 2017. Bij de aanslagen is het belastbaar inkomen in afwijking van de aangiften vastgesteld op € 14.896 voor 2016 en op
€ 15.064 voor 2017. De correctie betreft voor beide jaren de in de aangiften opgevoerde aftrek specifieke zorgkosten, van € 6.655 voor 2016 en € 4.720 voor 2017. Eiseres is het daar niet mee eens.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede grond tot die correcties is overgegaan. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij de gestelde kosten heeft gemaakt. Dit, terwijl zij daar meerdere malen toe in de gelegenheid is gesteld. Zo zijn er geen stukken overgelegd waaruit blijkt van de gestelde verrichtte betalingen. Ook zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat sprake is geweest van aftrekbare specifieke zorgkosten.
4. Dat eiseres kosten heeft gemaakt voor het levensonderhoud van haar kinderen in de Dominicaanse Republiek levert evenmin een aftrekpost op. Per 1 januari 2015 is de regeling vervallen op grond waarvan, onder voorwaarden, uitgaven voor levensonderhoud van kinderen een aftrekpost vormden.
5. Dat bij andere Dominicaanse vrouwen die in Nederland wonen en in met eiseres vergelijkbare omstandigheden zitten, aftrek wel gehonoreerd zou zijn, is door verweerder betwist en door eiseres niet concreet onderbouwd en aannemelijk gemaakt.
6. De rechtbank overweegt voorts dat zij niet bevoegd is te beslissen op een verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule. Zo’n verzoek moet eiseres bij de Minister van Financiën indienen.1.Ook op een verzoek tot kwijtschelding, dan wel het gelasten van een incassostop is de rechtbank niet bevoegd te beslissen. Zo’n verzoek moet eiseres bij de ontvanger indienen.2.
7. Dat eiseres een brief inzake de opname in het FSV-register heeft ontvangen, doet aan het voorgaande niet af nu, zo blijkt uit de stukken, verweerder eiseres niet alleen voordat tot correctie van de aangifte is overgegaan, maar tevens in bezwaar, in de gelegenheid heeft gesteld de opgevoerde aftrekpost met bescheiden aannemelijk te maken. Voor aanhouding van de zaken in verband met die brief ziet de rechtbank dan ook geen reden.
8. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is op 25 mei 2021 gedaan door mr. A.M.A.M. Kager, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Jongsma-van Helden, griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt. De beslissing, evenals de rechtsmiddelenverwijzing, wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
w.g. griffier w.g. rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 25‑05‑2021
artikel 26 van de Invorderingswet juncto artikel 7, eerste lid Uitvoeringsregeling Invorderingswet