Rb. Den Haag, 11-11-2021, nr. 21, 1353
ECLI:NL:RBDHA:2021:12408, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
11-11-2021
- Zaaknummer
21_1353
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2021:12408, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 11‑11‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2023:584, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑11‑2021
Inhoudsindicatie
Eiseres slaag er niet in om aannemelijk te maken dat de auto meer dan normale gebruiksschade had. Voor het afschrijvingspercentage is terecht aangesloten bij de forfaitaire tabel. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag Bpm omdat verweerder bij de aanslagoplegging is uitgegaan van een te hoge CO2-emissie. Beroep gegrond.
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
Zaaknummers: SGR 21/1353
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2021 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder,
en
de Staat der Nederlanden, de Minister voor Rechtsbescherming, de Minister.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd. Daarbij is een verzuimboete opgelegd en belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 oktober 2019 de naheffingsaanslag gehandhaafd en de verzuimboete vernietigd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld bij rechtbank Zeeland-West-Brabant. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de zaken op 8 januari 2021 ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar deze rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2021.
Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A] en mr. [B] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres heeft op 17 augustus 2018 aangifte Bpm gedaan ter zake van de registratie van een Aston Martin Vanguish Volante. De datum eerste toelating van de auto is 17 maart 2016.
2. Eiseres heeft de in de aangifte vermelde handelsinkoopwaarde gebaseerd op een taxatierapport van [B.V.] B.V, waarbij is gerekend met een waardevermindering in verband met schade van € 2.013, ofwel 100% van het door [B.V.] B.V. gestelde schadebedrag. Het in aanmerking genomen afschrijvingspercentage (58,37%) is bepaald op het gemiddelde afschrijvingspercentage van een viertal referentievoertuigen (een BMW 6-serie, een Mercedes-Benz S-klasse, een Bentley Continental GT en een Jaguar XKR) zoals dat volgt uit de koerslijst van X-Ray.
3. In Duitsland hebben drie Aston Martin’s Vanguish Volante uit maart en mei 2016 te koop gestaan. De gemiddelde vraagprijs van deze auto’s bedroeg € 169.433, inclusief Btw en exclusief Bpm.
4. Op 22 augustus 2018 is bij Domeinen Roerende Zaken (DRZ) in Soesterberg
een fysieke opname van de auto verricht. De schade aan de auto is daarbij bepaald op € 520.
5. Met dagtekening 4 december 2018 heeft verweerder aangekondigd dat ter zake van de registratie van de auto een naheffingsaanslag Bpm zou worden opgelegd. Daarbij heeft verweerder opgemerkt dat de waardes uit het taxatierapport van [B.V.] B.V. niet kunnen dienen en dat voor de in aanmerking te nemen afschrijving moet worden aangesloten bij de forfaitaire tabel, hetgeen resulteert in een afschrijving van 52,00%.
6. De naheffingsaanslag Bpm is opgelegd naar een bedrag van € 5.925. Daarbij is uitgegaan van een CO2-emissie van 302 gr/km en een bedrag aan bruto Bpm van € 74.313. De in rekening gebrachte belastingrente bedraagt € 32.
Geschil7.In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en naar een juist bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of verweerder voldoende rekening heeft gehouden met waardevermindering in verband met schade aan de auto en of verweerder bij het bepalen van de afschrijving terecht is uitgegaan van de forfaitaire tabel. Niet in geschil is dat verweerder bij de oplegging van de naheffingsaanslag is uitgegaan van een te hoge CO2-emissie omdat de emissie van 298 gr/km bedraagt. Evenmin is in geschil dat de bruto Bpm € 72.401 bedraagt. De rechtbank zal het beroep reeds om die reden gegrond verklaren en de naheffingsaanslag verminderen.
8. Eiseres stelt primair dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Volgens eiseres dient te worden aangesloten bij de aangegeven waardevermindering van € 2.013 wegens schade en een afschrijvingspercentage van 58,37%. Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot € 3.088. Meer subsidiair stelt eiseres dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot € 5.010.
9. Verweerder stelt dat de naheffingsaanslag terecht en, behoudens de CO2-emissie waarvan is uitgegaan, naar een juist bedrag is opgelegd. Volgens verweerder dient de naheffingsaanslag te worden verminderd conform het meer subsidiaire standpunt van eiseres.
Beoordeling van het geschil
10. Op grond van artikel 10, eerste lid van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (de Wet) wordt, met betrekking tot gebruikte personenauto's, de verschuldigde Bpm berekend met inachtneming van een vermindering. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de vermindering de afschrijving is, uitgedrukt in procenten van de som van de catalogusprijs en de Bpm, op het tijdstip waarop het motorrijtuig voor het eerst in gebruik is genomen. De vermindering kan bepaald worden met inachtneming van een forfaitaire tabel of een koerslijst. Op grond van artikel 10, achtste lid van de Wet wordt, onder ander bij een personenauto met meer dan normale gebruiksschade niet zijnde een schadevoertuig, de afschrijving op een bij aangifte gedaan verzoek vastgesteld op de som van de catalogusprijs en de historisch Bpm, verminderd met de taxatiewaarde vermeld in een taxatierapport dat voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.
11. De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast op eiseres rust dat recht bestaat op vermindering. Eiseres heeft daartoe verwezen naar het taxatierapport van [B.V.] B.V. In het taxatierapporten is een inschatting gemaakt van te verrichten reparatiewerkzaamheden en de daaraan verbonden kosten. Daarnaast bevat het taxatierapport een aantal foto’s van de auto. Ter zake van zijn subsidiaire standpunt gaat eiseres uit van een handelsinkoopwaarde die is gebaseerd op de vraagprijzen van de genoemde drie Aston Martin’s in Duitsland.
12. Eiseres slaagt er met de foto’s en de schadecalculatie niet in om aannemelijk te maken dat ter zake van de auto sprake is van € 2.013 meer dan normale gebruiksschade. De bij het taxatierapport overgelegde foto’s geven geen uitsluitsel over de aard en ernst van de gestelde schade. Voor het bepalen van de vermindering dient dan ook te worden aangesloten bij een koerslijst of forfaitaire tabel. De door eiseres aangedragen cijfers van de X-Ray koerslijst zijn niet bruikbaar, omdat deze zien op auto’s van andere merken en andere types dan de auto van eiseres. De gemiddelde vraagprijs van de drie Aston Martin’s in Duitsland vormt evenmin een geschikt aanknopingspunt. De rechtbank weegt daarbij mee dat uit deze prijs niet duidelijk de betreffende handelsmarge op de Astin Martin’s volgt. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder voor het bepalen van het afschrijvingspercentage terecht uitgegaan van de forfaitaire tabel, waaruit een afschrijvingspercentage van 52,00% volgt.
13. Gelet op het voorgaande is de naheffingsaanslag terecht, maar naar een te hoog bedrag vastgesteld. Uitgaande van een CO2-emissie van 298 gr/km en een afschrijvingspercentage van 52,00% vermindert de rechtbank de naheffingsaanslag, conform het meer subsidiaire standpunt van eiseres, tot € 5.010.
14. Eiseres heeft geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht rente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken. Wel dient de rentebeschikking te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de naheffingsaanslag.
15. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.
16. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade ontstaan door termijnoverschrijding. Bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, moet worden aangesloten bij de uitgangspunten die zijn neergelegd in het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2005.1.Behoudens in geval van bijzondere omstandigheden wordt een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase in dit verband als redelijk beschouwd. Hiervan komt een half jaar toe aan de bezwaarfase.
17. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 6 maart 2019 en heeft op28 augustus 2019 uitspraak op bezwaar gedaan. Vervolgens is door de rechtbank op 11 november 2021 uitspraak gedaan. Vanaf het indienen van het bezwaarschrift tot de uitspraakdatum is een periode van 2 jaar en ruim 8 maanden verstreken. Echter, in het kader van maatregelen tegen het coronavirus hebben in 2020 gedurende een aantal maanden bij de rechtbank geen zittingen kunnen plaatsvinden. Daarmee doet zich een bijzondere omstandigheid voor die verlenging van de redelijke termijn met 4 maanden rechtvaardigt. Aan eiseres komt daarom een schadevergoeding toe van € 500 (€ 500 per overschrijding van (een gedeelte van) een half jaar). De termijnoverschrijding dient volledig te worden toegerekend aan de beroepsfase.
Proceskosten
18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.598 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 265, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 5.010 en vermindert de rentebeschikking dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade aan eiseres tot een bedrag van € 500;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.598;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Drok, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 november 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 11‑11‑2021