HR, 11-12-2020, nr. 20/01617
ECLI:NL:HR:2020:1992
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-12-2020
- Zaaknummer
20/01617
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:1992, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑12‑2020; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2020:673
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑12‑2020
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/01617
Datum 11 december 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 25 maart 2020, nr. BK-18/01093, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 18/3116) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De griffier van het Hof heeft op de uitspraak van het Hof aangetekend dat een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen is verzonden op 27 maart 2020. Uit een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening blijkt dat dit beroepschrift op 20 mei 2020 door de Hoge Raad is ontvangen.Het beroepschrift in cassatie is dus niet ingediend binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in dit geval eindigde op 8 mei 2020. Het is ook niet tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 12 juni 2020 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en J.A.R. van Eijsden, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2020.