Einde inhoudsopgave
De eenzijdige rechtshandeling (O&R nr. 89) 2016/5.4
5.4 Herroepelijkheid van het aanbod
C. Spierings, datum 06-02-2016
- Datum
06-02-2016
- Auteur
C. Spierings
- JCDI
JCDI:ADS380434:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Voetnoten
Voetnoten
Parl. Gesch. Boek 6 BW, p. 875 (TM). Hieruit volgt dat een ongerichte eenzijdige rechtshandeling kan niet worden ingetrokken, omdat zij haar werking verkrijgt op het moment van verrichten, zie art. 3:37 lid 5 BW.
Parl. Gesch. Boek 6 BW, p. 881 (TM). Het Weens Koopverdrag kiest dezelfde oplossing, zie art. 16 jo. 18 lid 2.
Cauffman 2005, p. 273.
Zie over de achtergrond van de Duitse regeling Schmidt 2013, p. 349 e.v. Naar aanleiding van de Duitse regeling barstte in de Nederlandse rechtsliteratuur begin 20e eeuw een discussie los over de wenselijkheid van het onherroepelijk aanbod. Zie voor een weergave Jansen 2000, p. 5 e.v.
Atiyah & Smith 2005, p. 49; Treitel, ‘The Agreement’, in: Chitty on Contracts 2008, §2-088. Als gevolg van het vereiste van consideration wordt aan de herroepelijkheid strikt de hand gehouden. Zelfs als uit het aanbod uitdrukkelijk of impliciet de wil tot onherroepelijkheid blijkt, heeft dat niet het gewenste gevolg. Voor een onherroepelijk aanbod moeten partijen een aparte overeenkomst sluiten waarbij de aanbieder zich verbindt tot het niet-herroepen, tegenover welke verbintenis een tegenprestatie van de wederpartij moet staan. Een tweede mogelijkheid is het neerleggen van een onherroepelijk aanbod in een deed.
Ghestin 1988, nr. 210.
Art. 16 WKV, art. 2:202 PECL, art. II.-4:202 DCFR en art. 32GEKR kennen een regeling die vrijwel identiek is aan de Nederlandse. Vgl. Cauffman 2005, p. 277-278.
Van Dunné 2001, p. 46. Ook in de Franse literatuur wordt dit verdedigd, zie Larroumet 2003, nr. 239.
Nu het openbaar aanbod een gerichte rechtshandeling is, geldt een teruggenomen openbaar aanbod als ingetrokken jegens degenen die het nog niet had bereikt en als herroepen jegens degenen die het al wel had bereikt.
In de literatuur wordt aangenomen dat een openbaar aanbod altijd geacht moet worden onder deze beperking te zijn gedaan: Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III 2014/169; Troelstra 1925, p. 49; Parl. Gesch. Boek 6 (Inv. 3, 5, 6), p. 1687 (MvT Inv.); Houben 2005, p. 231. Opvallend is dat naar het Weens Koopverdrag een dergelijke toevoeging van een enkele uitnodiging tot onderhandelen een aanbod kan maken en dus verbintenissen kan doen ontstaan (zie noot 5), terwijl naar Nederlands recht deze uitlating juist leidt tot een inperking van de verbintenissen voor de aanbieder.
Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III 2014/171. Zie over de uitloving als verbintenisschepende eenzijdige rechtshandeling nr. 245 e.v.
Hijma e.a. 2013, nr. 68.
Zie bijvoorbeeld Asser/Rutten 3-II 1968, p. 95. Hij kwam hierop terug na het arrest Lindeboom/Amsterdam (HR 19 december 1969, NJ 1970/154) in Asser/Rutten 4-II 1975, p. 92.
HR 19 december 1969, NJ 1970/154 m.nt. GJS. Zie ook Janssens 1926, p. 101.
Motive zu dem Entwurfe eines Bürgerliches Gesetzbuches für das Deutsche Reich, Berlijn: Guttentag 1888, p. 165. Zie ook Jansen 2000, p. 8.
J.M. Lookofsky, Understandingthe CISG, Den Haag: Kluwer Law International 2008, p. 55; Schwenzer/Schlechtriem 2010, Art. 16, aant. 13.
Zie Ghestin 1992, nr. 215; Cauffman 2005, p. 292.
Vergelijk Parl. Gesch. Boek 6 BW, p. 876 en 882 (TM); noot G.J. Scholten bij Lindeboom/Amsterdam (HR 19 december 1969, NJ 1970/154).
231. Als je als aanbieder van gedachten verandert, kan je dan nog onder je aanbod uit? En zo ja, tot welk moment? Onderscheid moet worden gemaakt tussen intrekking en herroeping van een aanbod. Een aanbod kan geldig worden ingetrokken als het wordt teruggenomen voordat het werking heeft gekregen, dus voordat de wilsverklaring de geadresseerde bereikt.1 Van herroeping spreekt men als de aanbieder de werking ontneemt aan een aanbod. De wet bepaalt in art. 6:219 BW dat een aanbod in beginsel herroepelijk is, tenzij in het aanbod een termijn voor aanvaarding is opgenomen of als de onherroepelijkheid op een andere manier uit het aanbod volgt. De wetgever heeft dus gekozen voor principiële herroepelijkheid. In de Toelichting Meijers zijn de oplossingen overwogen zoals die gelden in andere Europese stelsels.2 Doorgaans werken twee variabelen als communicerende vaten. Enerzijds is er de (on)herroepelijkheid van het aanbod en anderzijds de lengte van de periode waarbinnen de geadresseerde het aanbod kan aanvaarden. In het Belgische3 en Duitse recht is ervoor gekozen het aanbod in beginsel onherroepelijk te maken. Volgens §145 BGB is een herroeping alleen mogelijk als de aanbieder zich daartoe expliciet de mogelijkheid heeft voorbehouden.4 Daartegenover staat een korte termijn voor aanvaarding, nu §147 lid 2 BGB bepaalt dat een schriftelijk aanbod slechts aanvaard kan worden tot het moment waarop de aanbieder onder normale omstandigheden het antwoord mag verwachten. Het Engelse5 en het Franse6 systeem kiezen voor herroepelijkheid tot het moment dat de overeenkomst tot stand komt, maar stellen daartegenover een lange termijn voor aanvaarding. Voor het Nederlandse recht is in artikel 6:219 BW een middenweg opgenomen.7 Een aanbod is herroepelijk tenzij overeenkomst, gewoonte of het aanbod zelf anders bepalen. Echter is ook de termijn voor aanvaarding niet onbeperkt, nu in art. 6:221 BW een regeling is opgenomen die overeenkomt met het Duitse §147 lid 2 BGB. Een schriftelijk aanbod vervalt als dat niet binnen een redelijke tijd wordt aanvaard.
Van Dunné stelt dat het herroepelijk aanbod niet bestaat. Hij verdedigt dat in ieder aanbod expliciet danwel impliciet een termijn voor aanvaarding ligt besloten, waardoor in beginsel ieder aanbod onherroepelijk wordt.8 Volgens Van Dunné is een aanbod zonder termijn ‘ondenkbaar’. Ik meen dat deze opvatting te ver gaat. Tot het uiterste doorgeredeneerd ligt in ieder (herroepelijk) aanbod de termijn besloten dat aanvaard kan worden tot het einde der tijden, maar daar de conclusie aan verbinden dat dus ieder aanbod onherroepelijk is, getuigt mijns inziens van een nihilisme dat de bedoeling van de wetgever van een principieel herroepelijk aanbod uitholt.
232. Ik meen dat voor wilsverklaringen gericht tot het publiek die te beschouwen zijn als openbare aanbiedingen aangesloten moet worden bij de algemene regels over herroepelijkheid van een aanbod.9 Een winkelier kan immers de producten uit het schap halen en daarmee geldig een aanbod herroepen, tenzij hij heeft geadverteerd met een aanbieding voor een bepaalde tijd (“Tot zaterdag verkrijgbaar met 50% korting”). Die onherroepelijkheid kan de aanbieder ook weer clausuleren (“Zolang de voorraad strekt”).10
Uitloving wordt gezien als een bijzondere vorm van het openbare aanbod.11 Het begrip uitloving wordt niet uitgewerkt in de wet, maar is in de literatuur omschreven als de figuur waarbij een beloning wordt beloofd door een persoon, de uitlover, aan degene die een bepaalde prestatie verricht.12 Voor uitloving biedt de wet de mogelijkheid van herroeping of wijziging in geval van gewichtige redenen, ook als de uitloving gedaan is voor een bepaalde tijd en dus volgens art. 6:219 BW onherroepelijk zou zijn. In de literatuur wordt verdedigd dat deze regel analoog moet worden toegepast op onherroepelijke aanbiedingen die geen uitloving zijn. Dit geldt met name voor de gevallen waarin een beroep op art. 6:258 BW mogelijk zou zijn, ware er een overeenkomst tot stand gekomen.13
233. Het doen van een onherroepelijk aanbod heeft naar Nederlands recht tot gevolg dat de aanbieder niet meer kan verhinderen dat een overeenkomst tot stand komt, ook al verandert hij van gedachten. Dit wordt in de literatuur aangeduid als de ‘absolute werking’ van het onherroepelijk aanbod.14 Het gebruik van deze term roept de associatie op met de absolute werking van goederenrechtelijke rechten. De werking van het onherroepelijk aanbod doet zich voor in de relatie tussen aanbieder en geadresseerde, maar is absoluut in de betekenis dat het meer dan slechts obligatoire rechtsgevolgen schept. Verdedigd is dat degene die een onherroepelijk aanbod doet, zijn verplichting tot het niet-herroepen kan schenden en zo weliswaar wanprestatie pleegt, maar wel verhindert dat een overeenkomst tot stand komt.15 De Hoge Raad heeft in het arrest Lindeboom/Amsterdam echter overwogen dat degene die zijn aanbod onherroepelijk maakt, daarmee zichzelf de bevoegdheid ontneemt om te voorkomen dat door aanvaarding een overeenkomst tot stand komt.16 Eenzelfde oplossing geldt in Duitsland,17 is opgenomen in de PECL en bestaat volgens de meerderheid van de doctrine ook onder het Weens Koopverdrag.18 In het Belgische en Franse systeem is het antwoord op deze vraag nog niet volledig uitgekristalliseerd.19
Hartkamp & Sieburgh stellen dat het rechtsgevolg van een onherroepelijk aanbod iets anders moet zijn dan enkel het ontstaan van een verbintenis, omdat anders moeilijk sprake kan zijn van een absoluut karakter. Hofmann & Van Opstall koppelen het onherroepelijk aanbod aan de figuur van afstand van recht, waarbij de aanbieder afstand doet van zijn recht tot herroeping. Hartkamp & Sieburgh menen dat het probleem hiervan is dat feitelijk geen afstand wordt gedaan, omdat dat recht nooit ontstaat nu het van meet af aan wordt uitgesloten.20 Zij achten het zuiverder om slechts te spreken van een verwantschap met het doen van afstand van een recht, waarbij het aanbod als sui generis-figuur geldt. Degene die een onherroepelijk aanbod doet, ontneemt zichzelf een bevoegdheid die hem in het algemeen toekomt, waarmee hij voor de geadresseerde een onschendbaar wilsrecht tot het tot stand brengen van een overeenkomst in het leven roept.21 Ik sluit me hierbij aan.
Als de aanbieder in de tussentijd van gedachten verandert en geen overeenkomst meer wenst tot stand te brengen, bestaat op het moment van aanvaarding geen wilsovereenstemming meer. Dat staat niet in de weg aan het ontstaan van de overeenkomst, nu het van gedachten veranderen een omstandigheid is die krachtens rechtshandeling voor rekening komt van de aanbieder.22