In artikel 22 van de Wet VPB 1969 is het tarief van de vennootschapsbelasting opgenomen. Sinds 1970 is het tarief van de vennootschapsbelasting (na een tijdelijke stijging tot 48%) gestaag gedaald van 46% in 1970 tot 25% in 2011 (20% over de eerste € 200.000).
De wetgever heeft het tarief vanaf het jaar 2011 tot en met het jaar 2018 niet aangepast. In het regeerakkoord 2017 is het voornemen uitgesproken om het tarief te verlagen. De aangekondigde tariefverlaging leidde in drie jaarlijkse stappen tot een lage tarief van 15% in 2021 (2019: 19% en 2020: 16,5%). Het lage tarief geldt tot en met het jaar 2020 voor de eerste € 200.000 aan winst. In het jaar 2021 geldt het lage tarief voor de eerste € 245.00 aan winst. Het hoge tarief is uiteindelijk niet verlaagd en is tot en met 2021 op 25% gebleven.
In het jaar 2022 is de eerste schijf verlengd naar € 395.000. Daarbij is het (lage) tarief van 15% behouden. Het hoge tarief is echter in het jaar 2022 verhoogd van 25% naar 25,8%.
In het jaar 2023 is de schijfgrens weer teruggebracht naar € 200.000. Daarnaast is het tarief van de eerste schijf verhoogd naar 19%. Het hoge tarief is gehandhaafd op 25,8%.
Wat vindt u in de vakstudie?
1. De geschiedenis en achtergrond van artikel 22
2. Een overzicht van de tarieven
In aant. 2 is een overzicht opgenomen van de tarieven vanaf 1 januari 1970 tot en met 31 december 1983 (aant. 2.1) en worden de tariefwijzigingen vanaf 1984 tot heden afzonderlijk behandeld (aant. 2.2. e.v.).
3. De bijzondere tarieven door de jaren heen
Naast het algemene tarief van artikel 22 Wet VPB 1969 gelden en golden in een aantal bijzondere situaties bijzondere regelingen ten aanzien van het tarief vennootschapsbelasting. Deze regelingen worden behandeld in aant. 3.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Vakstudie Vennootschapsbelasting, art. 22 Wet VPB 1969, aant. 1.1
Aant. 1.1 Inleiding
Actueel t/m 16-06-2024
16-06-2024, het commentaar is bijgewerkt t/m BNB 2024/61 en V-N 2024/26.40.
30-10-1969 tot: -
Vakstudie Vennootschapsbelasting, art. 22 Wet VPB 1969, aant. 1.1
Vennootschapsbelasting / Tarief
tarief vennootschapsbelasting
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 artikel 22
Beschouwing
Inleiding
In artikel 22 van de Wet VPB 1969 is het tarief van de vennootschapsbelasting opgenomen. Sinds 1970 is het tarief van de vennootschapsbelasting (na een tijdelijke stijging tot 48%) gestaag gedaald van 46% in 1970 tot 25% in 2011 (20% over de eerste € 200.000).
De wetgever heeft het tarief vanaf het jaar 2011 tot en met het jaar 2018 niet aangepast. In het regeerakkoord 2017 is het voornemen uitgesproken om het tarief te verlagen. De aangekondigde tariefverlaging leidde in drie jaarlijkse stappen tot een lage tarief van 15% in 2021 (2019: 19% en 2020: 16,5%). Het lage tarief geldt tot en met het jaar 2020 voor de eerste € 200.000 aan winst. In het jaar 2021 geldt het lage tarief voor de eerste € 245.00 aan winst. Het hoge tarief is uiteindelijk niet verlaagd en is tot en met 2021 op 25% gebleven.
In het jaar 2022 is de eerste schijf verlengd naar € 395.000. Daarbij is het (lage) tarief van 15% behouden. Het hoge tarief is echter in het jaar 2022 verhoogd van 25% naar 25,8%.
In het jaar 2023 is de schijfgrens weer teruggebracht naar € 200.000. Daarnaast is het tarief van de eerste schijf verhoogd naar 19%. Het hoge tarief is gehandhaafd op 25,8%.
Wat vindt u in de vakstudie?
1. De geschiedenis en achtergrond van artikel 22
2. Een overzicht van de tarieven
In aant. 2 is een overzicht opgenomen van de tarieven vanaf 1 januari 1970 tot en met 31 december 1983 (aant. 2.1) en worden de tariefwijzigingen vanaf 1984 tot heden afzonderlijk behandeld (aant. 2.2. e.v.).
3. De bijzondere tarieven door de jaren heen
Naast het algemene tarief van artikel 22 Wet VPB 1969 gelden en golden in een aantal bijzondere situaties bijzondere regelingen ten aanzien van het tarief vennootschapsbelasting. Deze regelingen worden behandeld in aant. 3.