Einde inhoudsopgave
Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (herschikking)
Artikel 145 Instantie
Geldend
Geldend vanaf 29-09-2024
- Bronpublicatie:
23-09-2024, PbEU L 2024, 2024/2509 (uitgifte: 26-09-2024, regelingnummer: 2024/2509)
- Inwerkingtreding
29-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-2024, PbEU L 2024, 2024/2509 (uitgifte: 26-09-2024, regelingnummer: 2024/2509)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Financiering
1.
Een instantie wordt bijeengeroepen op verzoek van een ordonnateur van een instelling van de Unie, een orgaan van de Unie, een Europees bureau of een orgaan of persoon aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd.
2.
De instantie is samengesteld uit:
- a)
een vaste, onafhankelijke voorzitter op hoog niveau die is aangesteld door de Commissie;
- b)
een vaste, onafhankelijke vicevoorzitter op hoog niveau die is aangesteld door de Commissie en die optreedt als plaatsvervanger van de voorzitter;
- c)
twee permanente vertegenwoordigers van de Commissie als eigenaar van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting, die een gemeenschappelijk standpunt naar voren brengen; en
- d)
een vertegenwoordiger van de verzoekende ordonnateur.
De samenstelling van de instantie waarborgt de juiste juridische en technische expertise. De instantie wordt bijgestaan door een vast secretariaat, dat door de Commissie wordt verstrekt, en dat voor de lopende administratie van de instantie zorgt.
3.
De voorzitter wordt gekozen uit voormalige leden van het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Rekenkamer of voormalige ambtenaren die ten minste de rang van directeur-generaal bij een instelling van de Unie, met uitzondering van de Commissie, hebben bekleed. Hij wordt gekozen op grond van zijn persoonlijke en professionele kwaliteiten, uitgebreide ervaring op juridisch en financieel gebied en bewezen deskundigheid, onafhankelijkheid en integriteit. De ambtstermijn bedraagt vijf jaar en is niet verlengbaar. De voorzitter wordt aangesteld als bijzonder adviseur in de zin van artikel 5 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie. De voorzitter zit alle vergaderingen van de instantie voor. Hij of zij oefent het ambt onafhankelijk uit. Er mag geen belangenconflict zijn tussen de taak als voorzitter en andere officiële taken.
4.
De Commissie stelt het reglement van orde van de instantie vast.
5.
Alvorens haar aanbevelingen te formuleren, eerbiedigt de instantie het recht van de in artikel 137, lid 2, bedoelde persoon of entiteit in kwestie om opmerkingen in te dienen over de in artikel 138, lid 3, bedoelde feiten of bevindingen en over de voorlopige juridische kwalificatie. Het recht om opmerkingen te maken kan in uitzonderlijke omstandigheden worden uitgesteld indien er zwaarwegende legitieme redenen bestaan om het vertrouwelijke karakter van een onderzoek of van een nationale gerechtelijke procedure te waarborgen, totdat die zwaarwegende legitieme redenen vervallen.
6.
De aanbeveling van de instantie inzake uitsluiting en/of oplegging van een financiële sanctie bevat in voorkomend geval de volgende elementen:
- a)
de in artikel 138, lid 3, bedoelde feiten of bevindingen en de voorlopige juridische kwalificatie ervan;
- b)
een beoordeling van de noodzaak om een financiële sanctie op te leggen en het bedrag daarvan;
- c)
een beoordeling van de noodzaak om de in artikel 137, lid 2, bedoelde persoon of entiteit uit te sluiten en, in dat geval, de voorgestelde duur van die uitsluiting;
- d)
een beoordeling van de noodzaak om de informatie betreffende de in artikel 137, lid 2, bedoelde persoon of entiteit die is uitgesloten en/of aan wie een financiële sanctie is opgelegd, bekend te maken;
- e)
een beoordeling van eventuele door de in artikel 137, lid 2 bedoelde persoon of entiteit getroffen corrigerende maatregelen.
Indien de bevoegde ordonnateur voornemens is een strenger besluit te nemen dan hetwelk was aanbevolen door de instantie, zorgt hij of zij ervoor dat dat besluit wordt genomen met inachtneming van het recht om te worden gehoord en van de voorschriften inzake bescherming van persoonsgegevens.
Indien de bevoegde ordonnateur beslist af te wijken van de aanbeveling van de instantie, verantwoordt hij of zij die beslissing tegenover de instantie.
7.
De instantie herziet haar aanbeveling tijdens de periode van uitsluiting op verzoek van de bevoegde ordonnateur in de in artikel 138, lid 11, bedoelde gevallen of na de kennisgeving van een definitieve rechterlijke beslissing of een definitieve administratieve besluit tot vaststelling van de redenen voor uitsluiting wanneer de duur van de uitsluiting niet is vastgelegd in die rechterlijke beslissing of dat besluit, zoals bedoeld in artikel 138, lid 3, tweede alinea.
8.
De instantie geeft de verzoekende ordonnateur onverwijld kennis van haar herziene aanbeveling, waarna de ordonnateur zijn of haar besluit herziet.
9.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft onbeperkte rechtsmacht om een besluit waarbij de ordonnateur een in artikel 137, lid 2, bedoelde persoon of entiteit uitsluit en/of een ontvanger een financiële sanctie oplegt, te herzien, waarbij het ook de uitsluiting kan annuleren of de duur ervan verkorten of verlengen en/of de opgelegde financiële sanctie kan annuleren, verlagen of verhogen. Artikel 22, lid 1, van Verordening (EG) nr. 58/2003 is niet van toepassing wanneer het besluit van de ordonnateur tot uitsluiting of oplegging van een financiële sanctie wordt genomen op basis van een aanbeveling van de instantie.