Staatssecretarissen van Financiën Idsinga en Achahbar hebben op Prinsjesdag 2024 het wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2025 bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel is onderdeel van het pakket Belastingplan 2025. Het is de bedoeling dat de wet op 1 januari 2025 in werking treedt. Voor de wijzigingen ten aanzien van de belastingrente en de invorderingsrente gelden afwijkende invoeringsdata.
Dit wetsvoorstel bevat de volgende maatregelen:
Lijfrenten en pensioenen in de Wet IB 2001 en de Wet LB 1964
Het voorstel bevat de volgende vooral technische aanpassingen voor lijfrente en pensioenen:
⁃
Legataris als begunstigde bij de lijfrenterekening, het lijfrentebeleggingsrecht en bij de oudedagsverplichting.
⁃
Voorkomen boxsplitsing van oude lijfrenten als gevolg van arresten Hoge Raad van 13 juli 2018, waaronder ECLI:NL:HR:2018:1199, BNB 2019/106.
⁃
Geen revisierente bij afkoop van een lijfrente over het onbelaste deel.
⁃
Bij een onregelmatige handeling ten aanzien van een nettolijfrente gelden de fiscale gevolgen slechts voor het gedeelte van de nettolijfrente waarbij sprake is van een onregelmatige handeling.
⁃
Voorkomen toepassen vrijstelling op rentebestanddeel oud pensioen als gevolg van arrest Hoge Raad van 18 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1596, V-N 2019/51.10.
⁃
Voorkomen belastingafstel bij niet-reguliere afwikkeling pensioen of loonstamrecht in eigen beheer of oudedagsverplichting.
Aanpassing delegatiebepaling wet vermindering afdracht loonbelasting en PVV
Met deze aanpassing wordt de mogelijkheid geregeld om naast de percentages ook de grens tussen de eerste en tweede schijf van de S&O-percentages aan te passen om het budget en het beroep op de regeling beter op elkaar aan te laten sluiten.
Uitzondering sleutelovereenkomst als verkrijging economisch eigendom
Met het voorstel wordt bewerkstelligd dat een sleutelovereenkomst niet leidt tot een verkrijging van economische eigendom indien wordt voldaan aan drie cumulatieve voorwaarden:
1
De verkrijging moet plaatsvinden in samenhang met de obligatoire overeenkomst waaraan het recht op levering wordt ontleend.
2
De levering van de woning moet binnen zes maanden na het ingaan van de sleutelovereenkomst plaatsvinden.
3
Op de verkrijging van de woning is de startersvrijstelling of het overdrachtsbelastingtarief van 2% van toepassing.
In de memorie van toelichting worden meerdere voorbeelden verstrekt.
Uitbreiding van de startersvrijstelling en verlaagd tarief overdrachtsbelasting
De voorgestelde wijziging leidt ertoe dat natuurlijke personen die (al dan niet gedeeltelijk) alleen de economische eigendom verkrijgen van een woning die ze zelf bewonen of gaan bewonen het verlaagd tarief overdrachtsbelasting of de startersvrijstelling kunnen toepassen.
VoV-vrijstelling voor aanhorigheden
Op verkrijgingen (terugkopen) van woningen in het kader van ‘verkoop onder voorwaarden’ (VoV) kan vanaf 1 januari 2022 onder voorwaarden de zogenoemde VoV-vrijstelling worden toegepast. Met deze wijziging wordt hersteld dat onbedoeld de aanhorigheden bij woningen niet onder de VoV-vrijstelling kunnen vallen. Als gevolg van deze aanpassing is de vrijstelling voortaan ook van toepassing op de tot de woning behorende aanhorigheden die tegelijk met de woning worden verkregen, zoals een schuur of een garagebox.
Wijziging gronden tot intrekking vergunning distilleertoestel en tabaksproductieapparaat
Het voorstel voorziet in het in de Wet op de accijns opnemen van gronden om een vergunning voor een distilleertoestel en een vergunning voor een tabaksproductieapparaat in te trekken. De maatregel leidt voor de Douane tot effectiever beheer van vergunningen.
Afschaffing 27-jaargrens eerstegraads bloed- en aanverwanten toeslagpartnerschap
Met dit voorstel komt de leeftijdsgrens in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) te vervallen. Dit betekent dat ook (pleeg-) kinderen boven de 27, die ingeschreven zijn op hetzelfde adres als de eigen ouder of voormalig pleegouder, niet meer als toeslagpartner met deze ouder worden aangemerkt. Voor de maatregel geldt geen terugwerkende kracht.
Voor bloed- en aanverwanten in de eerste graad van 27 jaar en ouder die bekend zijn bij de Dienst Toeslagen, wordt automatisch bepaald dat zij niet langer aangemerkt zullen worden als toeslagpartner. In de meeste andere gevallen dienen toeslaggerechtigden een aanvraag in te dienen om een beroep te doen op de uitzondering op het toeslagpartnerschap.
Eerstegraads bloed- en aanverwanten kunnen in de Wet IB 2001 nog wel fiscaal partner worden als zij beiden 27 jaar of ouder zijn.
Uitzondering toetsingsinkomen bij kwijtscheldingswinst
Op verzoek wordt het toetsingsinkomen voor de toeslagen verminderd met de kwijtscheldingswinst, voor zover deze groter is dan de te verrekenen verliezen en niet geheel wordt vrijgesteld op basis van de kwijtscheldingswinstvrijstelling uit de Wet IB 2001. Dit betreft een codificatie van onderdeel 2.2 van het Verzamelbesluit Toeslagen en wordt in de praktijk reeds toegepast.
Vereenvoudiging bezwaar vaststellings- en terugvorderingsbeschikking
Het voorstel is om bezwaren die zijn gericht tegen de toekenning of herziening van een toeslag ook aan te merken als bezwaren tegen de beschikking tot terugvordering die hiermee samenhangt. Andersom zal een bezwaar dat is gericht tegen een beschikking tot terugvordering ook aangemerkt worden als een bezwaar tegen de daarmee samenhangende toekenning of herziening van de toeslag. Voorgaande geldt niet wanneer uit het bezwaar blijkt dat er enkel bezwaar wordt gemaakt tegen de toekenning of herziening van de toeslag dan wel de terugvordering. Dit wordt in de praktijk reeds toegepast.
Met de voorgestelde wijziging wordt toegevoegd dat een gedifferentieerd percentage kan worden gehanteerd, zodat de in rekening te brengen belastingrente kan verschillen van de te vergoeden belastingrente. De daadwerkelijke percentages belastingrente worden vastgesteld via het Besluit belasting- en invorderingsrente. Op dit moment is er nog geen directe aanleiding om te differentiëren in de percentages belastingrente. Invoering van de maatregel verschilt per belastingmiddel.
Verlenging boetetermijn deelnemer
Met de voorgestelde maatregel wordt bewerkstelligd dat beboeting van een ander dan de belasting- of inhoudingsplichtige gedurende een termijn van twaalf jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de overtreding heeft plaatsgevonden mogelijk is, indien belastingheffing plaatsvindt met toepassing van de verlengde navorderings- of naheffingstermijn van twaalf jaar. Ook voor de situatie dat de belastingheffing plaatsvindt met toepassing van de onbeperkte navorderingstermijn, houdt het voorstel een verlenging van de boetetermijn van vijf naar twaalf jaar in. Er is overgangsrecht voorgesteld.
Met het voorgestelde overgangsrecht wordt geregeld dat de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete niet herleeft als die bevoegdheid vóór inwerkingtreding van deze wet reeds is vervallen.
Wijziging bepaling invorderingsrente
Sinds 1 januari 2013 geldt een nieuwe renteregeling. Sindsdien wordt het in rekening brengen en het vergoeden van invorderingsrente in afzonderlijke wettelijke bepalingen geregeld. Bij de wetswijziging in 2013 zijn de regels die op dit punt gelden bij een verliesverrekening per abuis komen te vervallen. Met de voorgestelde wijziging wordt de omissie gecorrigeerd en wordt geregeld dat er wél invorderingsrente in rekening wordt gebracht wanneer de belastingaanslag waarvan de geldende betaaltermijn is verstreken, wordt verminderd als gevolg van een verliesverrekening. Invoering is echter pas mogelijk per 1 januari 2027 als de vernieuwde invorderingssystemen zijn ingebouwd.
Wijziging bepaling fiscaal ingezetene in de wet op de internationale bijstandsverlening
Het voorstel betreft de taalkundige correctie in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen. De tekst “gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied” wijzigt naar “niet-Unierechtsgebied”. De correctie wijzigt niets aan de inwinning van genoemde gegevens en inlichtingen door de Belastingdienst bij de betreffende rapporterende platformexploitanten.
Technische aanpassing OB als gevolg van implementatie Horizontale accijnsrichtlijn 2020
De maatregel ziet op een technische aanpassing in Tabel II van de Wet OB 1968. De verwijzingen in Tabel II, specifiek posten a.6 en a.7, worden geactualiseerd en in lijn gebracht met de accijnsregelgeving.
Opvallend is dat de voorgestelde wijzigingen in de Wet IB 2001 omtrent het ambtshalve proces in de internetconsultatie (V-N 2023/42.3) niet zijn opgenomen in het uiteindelijke wetsvoorstel.
Nota van wijziging
De nota van wijziging past een eerder voorgestelde belastingvermindering van de overdrachtsbelasting aan. Voorgesteld wordt dat, in gevallen waarin de belastingplichtige de juridische eigendom verkrijgt van een zaak na eerdere verkrijging van de economische eigendom (of andersom), geen maatstafvermindering geldt als op de eerdere verkrijging het verlaagde tarief van 2% is toegepast. In plaats daarvan kan de belasting die ter zake van de eerdere verkrijging was verschuldigd in mindering worden gebracht op de verschuldigde belasting wegens verkrijging van de woning bij de vorige verkrijging.
Er is echter ook een verlaagd tarief van 4% als de samenloopvrijstelling niet van toepassing is op de verkrijging van aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon. De nota van wijziging voorkomt dat ten aanzien van het verlaagde tarief van 4% de vermindering mogelijk hoger is dan het bedrag dat ter zake van de vorige verkrijging verschuldigd was tegen het verlaagde tarief van 4%.
Tweede nota van wijziging
De nota zorgt ervoor dat aanpassingen als gevolg van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen (36154) op een juiste manier verwerkt worden. De Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen voegt aan art. 38n Wet LB 1964 een zin toe. De nota van wijziging maakt duidelijk aan welk lid deze zin moet worden toegevoegd op het moment dat de Verzamelwet 2025 in werking treedt. Ook herstelt de nota van wijziging een aantal onjuiste verwijzingen en nummeringen die gevolgen hebben voor art. 3.133 en art. 5.16c van de Wet IB 2001.
Stand van zaken:
Het voorstel is ingediend bij de Tweede Kamer. De Tweede Kamer heeft het voorstel op 14 november 2025 aangenomen.
Documenten bij dit thema
Wetgeving
Wetgeving in wording
Kies de voorgestelde versie in de tijdsbalk per 1 januari 2025 bij het wetsartikel. Hier is vergelijken van versies ook mogelijk.
De formeelrechtelijke aspecten van het aangifteproces bij de inkomstenbelasting, WFR 2024/76 (onderdeel 7)
Nemo-teneturbeginsel. Vordering tot overleggen van gegevens op grond van de Wet economische delicten, BNB 2024/26
Voor toetsing aan nemo tenetur-beginsel (art. 6 EVRM) is bij het verkrijgen van ‘specific pre-existing documents’ niet mede beslissend of de autoriteiten de stukken eigenmachtig konden verkrijgen; schending art. 6 EVRM vanwege ‘fishing expedition’, FED 2024/24
Redactie
Staatssecretarissen van Financiën Idsinga en Achahbar hebben op Prinsjesdag 2024 het wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2025 bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel is onderdeel van het pakket Belastingplan 2025. Het is de bedoeling dat de wet op 1 januari 2025 in werking treedt. Voor de wijzigingen ten aanzien van de belastingrente en de invorderingsrente gelden afwijkende invoeringsdata.
Dit wetsvoorstel bevat de volgende maatregelen:
Lijfrenten en pensioenen in de Wet IB 2001 en de Wet LB 1964
Het voorstel bevat de volgende vooral technische aanpassingen voor lijfrente en pensioenen:
Legataris als begunstigde bij de lijfrenterekening, het lijfrentebeleggingsrecht en bij de oudedagsverplichting.
Voorkomen boxsplitsing van oude lijfrenten als gevolg van arresten Hoge Raad van 13 juli 2018, waaronder ECLI:NL:HR:2018:1199, BNB 2019/106.
Geen revisierente bij afkoop van een lijfrente over het onbelaste deel.
Bij een onregelmatige handeling ten aanzien van een nettolijfrente gelden de fiscale gevolgen slechts voor het gedeelte van de nettolijfrente waarbij sprake is van een onregelmatige handeling.
Voorkomen toepassen vrijstelling op rentebestanddeel oud pensioen als gevolg van arrest Hoge Raad van 18 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1596, V-N 2019/51.10.
Voorkomen belastingafstel bij niet-reguliere afwikkeling pensioen of loonstamrecht in eigen beheer of oudedagsverplichting.
Aanpassing delegatiebepaling wet vermindering afdracht loonbelasting en PVV
Met deze aanpassing wordt de mogelijkheid geregeld om naast de percentages ook de grens tussen de eerste en tweede schijf van de S&O-percentages aan te passen om het budget en het beroep op de regeling beter op elkaar aan te laten sluiten.
Uitzondering sleutelovereenkomst als verkrijging economisch eigendom
Met het voorstel wordt bewerkstelligd dat een sleutelovereenkomst niet leidt tot een verkrijging van economische eigendom indien wordt voldaan aan drie cumulatieve voorwaarden:
De verkrijging moet plaatsvinden in samenhang met de obligatoire overeenkomst waaraan het recht op levering wordt ontleend.
De levering van de woning moet binnen zes maanden na het ingaan van de sleutelovereenkomst plaatsvinden.
Op de verkrijging van de woning is de startersvrijstelling of het overdrachtsbelastingtarief van 2% van toepassing.
In de memorie van toelichting worden meerdere voorbeelden verstrekt.
Uitbreiding van de startersvrijstelling en verlaagd tarief overdrachtsbelasting
De voorgestelde wijziging leidt ertoe dat natuurlijke personen die (al dan niet gedeeltelijk) alleen de economische eigendom verkrijgen van een woning die ze zelf bewonen of gaan bewonen het verlaagd tarief overdrachtsbelasting of de startersvrijstelling kunnen toepassen.
VoV-vrijstelling voor aanhorigheden
Op verkrijgingen (terugkopen) van woningen in het kader van ‘verkoop onder voorwaarden’ (VoV) kan vanaf 1 januari 2022 onder voorwaarden de zogenoemde VoV-vrijstelling worden toegepast. Met deze wijziging wordt hersteld dat onbedoeld de aanhorigheden bij woningen niet onder de VoV-vrijstelling kunnen vallen. Als gevolg van deze aanpassing is de vrijstelling voortaan ook van toepassing op de tot de woning behorende aanhorigheden die tegelijk met de woning worden verkregen, zoals een schuur of een garagebox.
Wijziging gronden tot intrekking vergunning distilleertoestel en tabaksproductieapparaat
Het voorstel voorziet in het in de Wet op de accijns opnemen van gronden om een vergunning voor een distilleertoestel en een vergunning voor een tabaksproductieapparaat in te trekken. De maatregel leidt voor de Douane tot effectiever beheer van vergunningen.
Afschaffing 27-jaargrens eerstegraads bloed- en aanverwanten toeslagpartnerschap
Met dit voorstel komt de leeftijdsgrens in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) te vervallen. Dit betekent dat ook (pleeg-) kinderen boven de 27, die ingeschreven zijn op hetzelfde adres als de eigen ouder of voormalig pleegouder, niet meer als toeslagpartner met deze ouder worden aangemerkt. Voor de maatregel geldt geen terugwerkende kracht.
Voor bloed- en aanverwanten in de eerste graad van 27 jaar en ouder die bekend zijn bij de Dienst Toeslagen, wordt automatisch bepaald dat zij niet langer aangemerkt zullen worden als toeslagpartner. In de meeste andere gevallen dienen toeslaggerechtigden een aanvraag in te dienen om een beroep te doen op de uitzondering op het toeslagpartnerschap.
Eerstegraads bloed- en aanverwanten kunnen in de Wet IB 2001 nog wel fiscaal partner worden als zij beiden 27 jaar of ouder zijn.
Uitzondering toetsingsinkomen bij kwijtscheldingswinst
Op verzoek wordt het toetsingsinkomen voor de toeslagen verminderd met de kwijtscheldingswinst, voor zover deze groter is dan de te verrekenen verliezen en niet geheel wordt vrijgesteld op basis van de kwijtscheldingswinstvrijstelling uit de Wet IB 2001. Dit betreft een codificatie van onderdeel 2.2 van het Verzamelbesluit Toeslagen en wordt in de praktijk reeds toegepast.
Vereenvoudiging bezwaar vaststellings- en terugvorderingsbeschikking
Het voorstel is om bezwaren die zijn gericht tegen de toekenning of herziening van een toeslag ook aan te merken als bezwaren tegen de beschikking tot terugvordering die hiermee samenhangt. Andersom zal een bezwaar dat is gericht tegen een beschikking tot terugvordering ook aangemerkt worden als een bezwaar tegen de daarmee samenhangende toekenning of herziening van de toeslag. Voorgaande geldt niet wanneer uit het bezwaar blijkt dat er enkel bezwaar wordt gemaakt tegen de toekenning of herziening van de toeslag dan wel de terugvordering. Dit wordt in de praktijk reeds toegepast.
Wijziging bepaling hoogte percentage belastingrente
Met de voorgestelde wijziging wordt toegevoegd dat een gedifferentieerd percentage kan worden gehanteerd, zodat de in rekening te brengen belastingrente kan verschillen van de te vergoeden belastingrente. De daadwerkelijke percentages belastingrente worden vastgesteld via het Besluit belasting- en invorderingsrente. Op dit moment is er nog geen directe aanleiding om te differentiëren in de percentages belastingrente. Invoering van de maatregel verschilt per belastingmiddel.
Verlenging boetetermijn deelnemer
Met de voorgestelde maatregel wordt bewerkstelligd dat beboeting van een ander dan de belasting- of inhoudingsplichtige gedurende een termijn van twaalf jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de overtreding heeft plaatsgevonden mogelijk is, indien belastingheffing plaatsvindt met toepassing van de verlengde navorderings- of naheffingstermijn van twaalf jaar. Ook voor de situatie dat de belastingheffing plaatsvindt met toepassing van de onbeperkte navorderingstermijn, houdt het voorstel een verlenging van de boetetermijn van vijf naar twaalf jaar in. Er is overgangsrecht voorgesteld.
Met het voorgestelde overgangsrecht wordt geregeld dat de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete niet herleeft als die bevoegdheid vóór inwerkingtreding van deze wet reeds is vervallen.
Wijziging bepaling invorderingsrente
Sinds 1 januari 2013 geldt een nieuwe renteregeling. Sindsdien wordt het in rekening brengen en het vergoeden van invorderingsrente in afzonderlijke wettelijke bepalingen geregeld. Bij de wetswijziging in 2013 zijn de regels die op dit punt gelden bij een verliesverrekening per abuis komen te vervallen. Met de voorgestelde wijziging wordt de omissie gecorrigeerd en wordt geregeld dat er wél invorderingsrente in rekening wordt gebracht wanneer de belastingaanslag waarvan de geldende betaaltermijn is verstreken, wordt verminderd als gevolg van een verliesverrekening. Invoering is echter pas mogelijk per 1 januari 2027 als de vernieuwde invorderingssystemen zijn ingebouwd.
Wijziging bepaling fiscaal ingezetene in de wet op de internationale bijstandsverlening
Het voorstel betreft de taalkundige correctie in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen. De tekst “gekwalificeerd niet-Unierechtsgebied” wijzigt naar “niet-Unierechtsgebied”. De correctie wijzigt niets aan de inwinning van genoemde gegevens en inlichtingen door de Belastingdienst bij de betreffende rapporterende platformexploitanten.
Technische aanpassing OB als gevolg van implementatie Horizontale accijnsrichtlijn 2020
De maatregel ziet op een technische aanpassing in Tabel II van de Wet OB 1968. De verwijzingen in Tabel II, specifiek posten a.6 en a.7, worden geactualiseerd en in lijn gebracht met de accijnsregelgeving.
Opvallend is dat de voorgestelde wijzigingen in de Wet IB 2001 omtrent het ambtshalve proces in de internetconsultatie (V-N 2023/42.3) niet zijn opgenomen in het uiteindelijke wetsvoorstel.
Nota van wijziging
De nota van wijziging past een eerder voorgestelde belastingvermindering van de overdrachtsbelasting aan. Voorgesteld wordt dat, in gevallen waarin de belastingplichtige de juridische eigendom verkrijgt van een zaak na eerdere verkrijging van de economische eigendom (of andersom), geen maatstafvermindering geldt als op de eerdere verkrijging het verlaagde tarief van 2% is toegepast. In plaats daarvan kan de belasting die ter zake van de eerdere verkrijging was verschuldigd in mindering worden gebracht op de verschuldigde belasting wegens verkrijging van de woning bij de vorige verkrijging.
Er is echter ook een verlaagd tarief van 4% als de samenloopvrijstelling niet van toepassing is op de verkrijging van aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon. De nota van wijziging voorkomt dat ten aanzien van het verlaagde tarief van 4% de vermindering mogelijk hoger is dan het bedrag dat ter zake van de vorige verkrijging verschuldigd was tegen het verlaagde tarief van 4%.
Tweede nota van wijziging
De nota zorgt ervoor dat aanpassingen als gevolg van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen (36154) op een juiste manier verwerkt worden. De Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen voegt aan art. 38n Wet LB 1964 een zin toe. De nota van wijziging maakt duidelijk aan welk lid deze zin moet worden toegevoegd op het moment dat de Verzamelwet 2025 in werking treedt. Ook herstelt de nota van wijziging een aantal onjuiste verwijzingen en nummeringen die gevolgen hebben voor art. 3.133 en art. 5.16c van de Wet IB 2001.
Stand van zaken:
Het voorstel is ingediend bij de Tweede Kamer. De Tweede Kamer heeft het voorstel op 14 november 2025 aangenomen.
Documenten bij dit thema
Wetgeving
Wetgeving in wording
Kies de voorgestelde versie in de tijdsbalk per 1 januari 2025 bij het wetsartikel. Hier is vergelijken van versies ook mogelijk.
Art. 3.126a Wet IB 2001
Art. 5.16c Wet IB 2001
Hoofdstuk 2, art. I, onderdeel O Invoeringswet Wet IB 2001
Art. 38n Wet LB 1964
Art. 38p Wet LB 1964
Art. 39f Wet LB 1964
Art. 29 Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
Art. 2 Wet BRV
Art. 4 Wet BRV
Art. 9 Wet BRV
Art. 13 Wet BRV
Art. 14 Wet BRV
Art. 15 Wet BRV
Art. 15a Wet BRV
Tabel II, onderdeel a, Wet OB 1968, posten 6 en 7
Art. 90 Wet op de accijns
Art. 90a Wet op de accijns
Art. 3 Awir
Art. 8 Awir
Art. 37 Awir
Art. 30hb AWR
Art. 30i AWR
Art. 67ob AWR
Art. 28 Invorderingswet 1990
Art. 10j WIB
Art. 3 Wet op het kindgebonden budget
Art. V Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Literatuur
Fiscale verzamelwet 2025. Tweede nota van wijziging, V-N 2024/54.5
Fiscale verzamelwet 2025. Nota van wijziging, V-N 2024/54.4
Wijzigingen in het formele belastingrecht na akkoord Tweede Kamer, TaxVisions
Fiscale verzamelwet 2025. Nota naar aanleiding van het verslag, V-N 2024/49.6
Fiscale beleidsnotities 2025, WFR 2024/269
IB-onderwerpen in het pakket Belastingplan 2025, WFR 2024/270
Fiscale verzamelwet 2025. Advies Raad van State en nader rapport, V-N 2024/43.11
Fiscale verzamelwet 2025. Voorgestelde wettekst met artikelsgewijze toelichting, V-N 2024/43.10
Fiscale verzamelwet 2025. Memorie van Toelichting. Algemeen, V-N 2024/43.9
Aanbiedingsbrief pakket Belastingplan 2025, V-N 2024/43.2
Inleiding, V-N 2024/43.1
Wijzigingen in het formele belastingrecht, TaxVisions
Fiscale plannen Voorjaarsnota, V-N 2024/21.4
Raad van State wil Fiscale verzamelwet 2025 uitdunnen vanwege grondrechten, TaxLive
De formeelrechtelijke aspecten van het aangifteproces bij de inkomstenbelasting, WFR 2024/76 (onderdeel 7)
Nemo-teneturbeginsel. Vordering tot overleggen van gegevens op grond van de Wet economische delicten, BNB 2024/26
Voor toetsing aan nemo tenetur-beginsel (art. 6 EVRM) is bij het verkrijgen van ‘specific pre-existing documents’ niet mede beslissend of de autoriteiten de stukken eigenmachtig konden verkrijgen; schending art. 6 EVRM vanwege ‘fishing expedition’, FED 2024/24
NOB zeer kritisch over plannen voor het fiscale boeterecht, TaxLive
Fiscale verzamelwet 2025. Internetconsultatie, V-N 2023/42.3
Naslag
Documenten:
Nota naar aanleiding van het verslag, 36605, EK, C
Verslag, 36605, EK, B
Gewijzigd voorstel van wet, 36605, EK, A
36605, bijgewerkt t/m nr. 9 (2e NvW d.d. 11 november 2024)
Tweede nota van wijziging inzake Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2025), 36605
Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport, 36605, nr. 8
Nota van wijziging, 36605, nr. 7
Nota naar aanleiding van het verslag inzake Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2025), 36605, nr. 6
Verslag Fiscale verzamelwet 2025, 36605, nr. 5
Advies afdeling advisering Raad van State en nader rapport, 36605, nr. 4
Advies Raad van de Rechtspraak, 36605, bijlage
Uitvoeringstoetsen Belastingdienst Fiscale verzamelwet 2025, 36605, bijlage
Memorie van toelichting, 36605, nr. 3
Wetsvoorstel, 36605, nr. 2
Koninklijke boodschap, 36605, nr. 1